Altered gene copy number of inhibitory IgG receptors in Kawasaki Disease; consequences for coronary artery lesions
Kawasaki Disease (KD) is een ontstekingsziekte van de bloedvaten die bij kinderen kan leiden tot zwakke plekken in de kransslagaderen van het hart. Intraveneuze toediening van immunoglobulinen verminderen het ontstaan van deze zogeheten aneurisma’s aanzienlijk. Deze immuglobulinen binden via een receptor aan diverse cellen van het immuunsysteem. Genetisch onderzoek bij 148 patiënten met de ziekte van Kawasaki laat zien dat het waarschijnlijk is dat KD-patiënten immuuncellen hebben waarop een relatief groot aantal van zulke receptoren voorkomen. Daardoor binden ze gemakkelijker immunoglobulinen die deze cellen activeren en aanzetten tot een reactie tegen de vaatwanden.
Producten
Auteur: Breunis WB, Biezeveld MH, Geissler J, Ottenkamp J, Kuipers IM, Lam J, Hutchinson A, Welch R, Chanock SJ, Kuijpers TW.
Magazine: Arthritis and Rheumatism
Auteur: Burgner D, Davila S, Breunis WB, Ng SB, Li Y, Bonnard C, Ling L, Wright VJ, Thalamuthu A, Odam M, Shimizu C, Burns JC, Levin M, Kuijpers TW, Hibberd ML
Magazine: PLoS Genetics
Auteur: W.B. Breunis, E. van Mirre, M. Bruin, J. Geissler, M. de Boer, M. Peters, D. Roos, M. de haas, H.R. Koene, T.W. Kuijpers
Magazine: BLOOD
Auteur: W.B. Breunis, M.H. Biezeveld, J. Geissler, I.M. Kuipers, J. Lam, J. Ottenkamp, A. Hutchinson, R. Welch, S.J. Chanock, T.W. Kuijpers
Magazine: Clinical and Experimental Immunology
Auteur: Breunis WB, van Mirre E, Geissler J, Laddach N, Wolbink GJ, van der Schoot E, de Haas M, de Boer M, Roos D, Kuijpers TW
Magazine: Human Mutation
Verslagen
Eindverslag
Achtergrond: De ziekte van Kawasaki (KD) is een vasculitis met onbekende etiologie die vooral bij kinderen voorkomt. De jaarlijkse incidentie in Europa en de USA is 5-20 per 100 000 kinderen jonger dan 5 jaar oud. Ongeveer 25-30% van de onbehandelde kinderen ontwikkeld coronaire aneurysmata (CAA). Intraveneuze immunoglobulines (IVIg) reduceren de incidentie van CAA met 40-70%. Het werkingsmechanisme van IVIg in dit verband is onbekend. Fcγ-receptoren (FcγRs) zijn eiwitten op het oppervlakte van leukocyten die in staat zijn immunoglobuline G (IgG) te binden. IgG is de belangrijkste component van IVIg. Er zijn verschillende isoformen van de FcγRs, zoals FcγR type I, type II (a en b) en type III (a en b). FcγRI is een receptor met hoge affiniteit voor IgG op macrofagen, terwijl FcγRII en FcγRIII een lagere affiniteit hebben maar op verschillende leukocyten tot expressie komen en ook op thrombocyten en endotheel cellen. Naast de activerende FcγRs (I, IIa, IIIa en IIIb) is er 1 inhiberende receptor geïdentificeerd, namelijk FcγRIIb. FcγRIIb komt tot expressie op B-lymfocyten en fagocyten. Muizen bij wie de FcγRIIb niet aanwezig is zijn verhoogd vatbaar voor auto-immuun fenomenen.
Doelen: Het eerste doel van het project was om een assay te ontwikkelen waarmee copy nummer variatie (CNV) van de FCGR genen accuraat bepaald kan worden om te bestuderen of KD patiënten minder (intact) FCGR2B bezitten dan gezonde individuen. Het 2e doel was om te kijken of FCGR CNV geassocieerd is met de ontwikkeling van CAA in KD patiënten dan wel met de response op IVIg. Het 3e doel van de study was om de expressie van de FcγRs te bestuderen op immuun cellen in KD patiënten vergeleken met gezonde individuen.
Methoden: Om accuraat CNV van de FCGR genen te kunnen bepalen werd een FCGR-specifieke MLPA assay ontwikkeld. Er werden MLPA probes voor FCGR2A, FCGR2B, FCGR2C, FCGR3A and FCGR3B ontworpen. Aparte probes voor bekende functionele polymorphismen werden ook ontworpen. Namelijk FCGR2A (131H/R), FCGR2B(232IT), FCGR2B/C -386G/C, FCGR3A (158V/F) en FCGR3B (HNA1a/b/c). De probes zijn ontwikkeld in samenwerking met MRC-Holland. Om de expressie van FcγRs te bestuderen zijn verschillende monoclonale antilichamen (mAb) gebruikt. FcγRII kan worden bestudeerd met CD32 mAb echter bestaande CD32 mAb kunnen geen onderscheid maken tussen de activerende FcγRIIa en de inhiberende FcγRIIb. Pogingen om een eiegen mAb te ontwikkelen waren niet succesvol. Gedurende het project is een mAb beschikbaar gekomen die wel onderscheid kan maken tussen FcγRIIa en FcγRIIb.
De studie populatie bestond uit 148 Nederlandse KD patienten. CAA was gedefinieerd als een coronaire arteriële diameter van > 3mm voor kinderen tot 5 jaar en > 4mm in kinderen van 5 jaar en ouder. Wanneer de koorts langer dan 72 uur na de standaard behandeling met 2g/kg IVIg aanhield werd een 2e gift IVIg gegeven. In totaal ontvingen 29 kinderen een 2e gift en worden aangeduid als slechte-responders. Om de studie te valideren werd een Australisch KD cohort van 114 patiënten bestudeerd. De controle populatie bestond uit 146 bloed donoren.
Resultaten: Er werd geen CNV waargenomen voor FCGR2A en FCGR2B. Er werd wel een nieuw CNV ontdekt, namelijk voor FCGR3A. Net als voor FCGR3B en FCGR2C werd een gen-dosis effect voor FCGR3A aangetoond. Dit kwam overeen met de expressie van FcγRIIIa op NK cellen. Er werd geen significant verschil gevonden in frequentie van CNV van de FCGR genen tussen de KD patiënten en de controles. KD patiënten toonden vaker een open-reading frame (ORF) in exon 3 van FCGR2C in plaats van een stop codon wat in de meerderheid van de gezonde populatie wordt gezien (Odds ratio [OR] 1,9, 95%CI 1,1-3,4, p=0,03). In de subgroep analyse met patiënten met CAL was dit zelfs nog duidelijker (OR 3,2, 95%CI 1,4+6,9, p=0,007) en dit wordt ondersteund door expressie van FcγRIIc op immune cellen. Tot slot, de FCGR