The development of an instrument to evaluate integrated health policies in low socioeconomic neighbourhoods. De ontwikkeling van een instrument om integraal beleid voor achterstandsbuurten te evalueren.
Verbetert integraal gezondheidsbeleid de gezondheid in ‘krachtwijken’?
Vraagstuk
Het ‘krachtwijkenbeleid' van de overheid bestrijdt de problemen in 40 Nederlandse wijken en wil de positie van de wijkbewoners verbeteren. Gemeenten voeren in die wijken een integraal gezondheidsbeleid uit, dus met betrokkenheid vanuit de domeinen volksgezondheid, welzijn en ruimtelijke ordening. Is het effect van deze integrale aanpak op de gezondheid van groepen met een lage sociaaleconomische status meetbaar?Onderzoek
In dit project is een instrument ontwikkeld dat de effecten van het krachtwijkenbeleid zichtbaar maakt op buurtniveau. Een gemeente weet zo of het totaalpakket van buurtactiviteiten op de lange termijn werkt.Uitkomst
Met de gegevens uit de buurtmonitor, CBS-gegevens en de eigen gezondheidsmonitor, is een instrument ontwikkeld om lange- en kortetermijneffecten van integraal gezondheidsbeleid te meten. Zo worden sociaaleconomische gezondheidsverschillen in specifieke wijken/buurten zichtbaar. Het instrument is onderdeel van de vierjaarlijkse regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning van de GGD Zuid Limburg.Verslagen
Eindverslag
Primaire doelstelling van dit project is om een instrument te ontwikkelen om lange en korte termijn effecten van integraal gezondheidsbeleid te meten en te monitoren. Onder instrument verstaan wij een systeem van data verzameling en data analyse van bestaande databronnen. De doelstelling van het project is grotendeels gehaald. Wij hebben een systeem van data verzameling en data analyse van bestaande data bronnen (zoals: CBS, gemeentelijke buurtmonitors, GGD gezondheidsmonitors, politie registratie) ontwikkeld waarmee een wijkprofiel is weergegeven waarop verschillen in de gezondheid tussen de wijken en SES verschillen per wijk zichtbaar zijn. Deze analyse is niet puur beschrijvend, zoals bij de meeste wijkprofielen, maar berust op bewezen associaties tussen de gezondheid en de omgevingskenmerken van betreffende wijken.
Om de doelstelling te bereiken is een theoretisch kader ontwikkeld waarin we de mogelijke samenhang weergeven tussen de omgevingsfactoren,individuele factoren en gezondheidsuitkomsten. Dit theoretisch kader is gebaseerd op theoretisch kader van de URBAN 40 studie en op de huidige stand van zaken met betrekking tot de bewezen relaties tussen de persoonlijke factoren, sociale en fysieke omgeving en gezondheid. Vervolgens zijn alle potentieel beschikbare databronnen onderzocht op bruikbaarheid. Hierbij is gekeken naar de inhoud van de databronnen, de kwaliteit van de data, de frequentie van de dataverzameling, aggregatieniveau en voor welke jaren data beschikbaar was. De gevonden data bleek tot op zekere hoogte het theoretisch kader goed te dekken. Omdat de Maastrichtse Buurtmonitor de meest rijke en consistente datasets bleek, aangevuld met de data van CBS, is deze dataset gebruikt voor verdere analyse. Alle indicatoren uit deze dataset zijn geordend naar intern consistente indicatoren waarmee 18 kenmerken van de sociale en fysieke omgeving konden worden gemeten. Onderzocht is of deze 18 omgevingskenmerken over de jaren 2004, 2006, 2008 en 2010 verbeterd dan wel verslechterd zijn in de tijd. Er werd geen duidelijke verbetering of verslechtering geconstateerd. Vervolgens is gekeken of gezondheid en risicofactoren voor gezondheid (zowel ongecorrigeerd als gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, leefstijl en individuele kenmerken) in sommige buurten meer voorkomen dan in andere buurten. Sociaal-economische status bleek geassocieerd met gezondheid en met de risicofactoren roken, alcoholgebruik en obesitas. Opmerkelijk was dat mensen met een lage sociaaleconomische status vaker rapporteerden te voldoen aan de norm gezond bewegen. Roken en obesitas kwamen in sommige buurten meer voor dan in andere, ook na correctie voor individuele kenmerken hetgeen suggereert dat buurtkenmerken een rol spelen. We onderzochten welke buurtkenmerken geassocieerd zijn met gezondheid en risicogedrag. Hieruit bleek dat risico op depressie en angst (proximaat voor mentale gezondheid) in sommige buurten meer voorkwam dan in andere buurten, na correctie voor individuele kenmerken. Dit kan erop wijzen dat buurtkenmerken bijdragen aan de variatie in depressie en angst. Ook bleek dat veiligheid en verkeersoverlast geassocieerd zijn met mentale gezondheid, d.w.z. dat buurtbewoners die in veiliger buurten wonen met minder verkeersoverlast minder depressie rapporteren. Ook bleken de buurtkenmerken veiligheid en sociale cohesie beschermend te zijn voor ervaren gezondheid. Met de bevindingen tot nu toe is gedeeltelijk een beleidsevaluatie-instrument ontwikkeld. De komende 2 jaar worden verder gewerkt aan het optimaliseren van het beleidsevaluatie-instrument.
Met deze werkwijze hebben wij sociaaleconomisch gerelateerde gezondheidsverschillen in specifieke wijken/ buurten zichtbaar gemaakt. Het instrument (dataverzameling en analyse)zal geoptimaliseerd worden en onderdeel worden van de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning die de GGD elke 4 jaar opstelt.
Voor de onderbouwing van het gemeentelijk integrale gezondheidsbeleid moeten gemeenten over voldoende informatie beschikken, vooral over de zogeheten krachtwijken. In dit onderzoek proberen wij bestaande databronnen te ontsluiten en te integreren zodat een samenhangend beeld van de buurt ontstaat. Beoogd wordt een beleidsevaluatieinstrument te ontwikkelen waarmee elke twee of vier jaar een 'foto' van de buurt gemaakt kan worden. Met deze 'foto' kan overkoepelend beoordeeld worden of het totaalpakket van gemeentelijke interventies en diensten heeft bijgedragen aan het terugdringen van sociaal economische gezondheidsverschillen. De systematiek van de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning vormt het uitgangspunt voor de dataverzameling. Door elke 2 of 4 jaar zo'n 'foto' te maken kunnen ontwikkelingen op de langere termijn inzichtelijk worden gemaakt en kunnen gemeenten zien of zij met hun integrale aanpak in staat zijn om de gezondheidsachterstanden in krachtwijken terug te dringen en of hun beleid de gezondheidsverschillen tussen arme en rijke buurten doet verkleinen.