Developmental trajectories of substance use and externalizing problems from early adolescence into young adulthood

Dit project is gebaseerd op de gegevens van TRAILS, een studie waarin 2230 jongeren vanaf 11-jarige leeftijd 2-3 jaarlijks zijn ondervraagd over een groot aantal onderwerpen waaronder het gebruik van genotmiddelen en ander risicogedrag. De resultaten van het project laten zien dat de ontwikkeling van het gebruik van verschillende genotmiddelen (alcohol, tabak, cannabis) en externaliserend probleemgedrag (delinquent en aggressief gedrag) samenhangt. Dit heeft belangrijke implicaties voor preventie omdat het een onderbouwing vormt voor de gedachte dat een geïntegreerde aanpak van verschillende vormen van risicogedrag effectiever zal zijn dan interventies die zich op afzonderlijke risicogedragingen richten. Daarnaast bleek dat als jongeren eenmaal veel risicogedrag vertonen, de kans groot is dat zij dit blijven doen tot tenminste de jong volwassenheid. Deze bevinding onderstreept het belang van het uitstellen van de leeftijd waarop jongeren met middelengebruik starten en daarmee het belang van effectieve preventieve interventies. Het onderzoek heeft tevens laten zien dat alle groepen die in de loop van de adolescentie een hoog niveau van risicogedrag gaan vertonen vergeleken met de consistent laag scorende jongeren een hoger risico hebben op alcohol- en drugstoornissen en gebruik van harddrugs. Echter, jongeren die al op jonge leeftijd (13 jaar) veel risicogedrag vertoonden hadden duidelijk het hoogste risico op de meest negatieve uitkomsten, dat wil zeggen een gecombineerde alcohol- en drugstoornis en het gebruik van harddrugs. Met name de vroege starters lijken dus een belangrijke doelgroep voor interventies. De ontwikkeling van risicogedrag leek niet samen te hangen met angst- en depressie in de jong volwassenheid. Ook werd geen verband gevonden tussen het alcoholgebruik en de ontwikkeling van neurocognitief functioneren.
Jongeren die van de vroege adolescentie (13 jaar) tot in de fase van jong volwassenheid (19 jaar) een hoge mate van risicogedrag laten zien (het meest schadelijke traject), worden gekenmerkt door een groot aantal factoren in de kindertijd (lage mate van impulscontrole, hoge mate van sensatie zoekend gedrag, al op 11 jarige leeftijd ervaring hebben met alcohol of tabak, externaliserende problemen, lage sociaal economische status van het gezin en gescheiden ouders). Ook jongeren die rond hun 16e voor het eerst veel risico gedrag gingen vertonen werden gekenmerkt door factoren uit de kindertijd, echter dit betrof een kleiner aantal factoren en de verbanden waren minder sterk dan voor de vroege starters. Jongeren die pas op hun 19 hoog op risicogedrag scoorden verschilden niet van jongeren met een consistente lage score op risicogedrag. Geconcludeerd kan worden dat factoren in de kindertijd voorspellend zijn voor de ontwikkeling van risicogedrag en dus bruikbaar zijn voor het herkennen van doelgroepen voor preventie.