Economic Evaluation of Joint Replacement Surgery alongside a Multi-Centre Randomized Trial in Elderly Patients with Displaced Femoral Neck Fractures
Heupfracturen zijn verantwoordelijk voor meer opnamedagen in het ziekenhuis. In totaal zijn zij verantwoordelijk voor meer dan tweederde van alle ziekenhuisdagen ten gevolge van fracturen.
De jaarlijkse kosten in Nederland bedragen circa € 392 miljoen (2005).
Gedisloceerde dijbeenhalsfracturen kunnen worden behandeld met een Hemi-Arthroplastiek (HA) of een Totale Heup Arthroplastiek (THA). Het HA zou een aantal voordelen hebben zoals: lagere percentage dislocaties, minder frequent optreden van diep veneuze trombose, kortere operatietijd en geringer bloedverlies. Daarnaast is deze operatie een technisch minder ingewikkelde procedure met lagere kosten dan een THA. Een totale heuprothese zou een betere functie en betere kwaliteit van leven geven. In dit project is onderzocht of de THA goedkoper is dan de HA.
Dit onderzoek is voortijdig afgerond.
Achtergrond:
Heupfracturen in Nederland komen jaarlijks voor bij meer dan 17.000 patiënten. Hiervan is ongeveer 75% vrouw en 90% is 60 jaar of ouder. In de Verenigde Staten en Canada is het jaarlijkse aantal nieuwe heupfracturen 280.000 respectievelijk 36.000. Heupfracturen zijn geassocieerd met een 1-jaarsmortaliteit van 30% en een ernstig tijdelijk en soms permanent verlies van onafhankelijkheid en afname van de kwaliteit van leven. Jaarlijks wordt wereldwijd bij 4,5 miljoen patiënten een heupfractuur gediagnostiseerd. De verwachting is dat dit aantal zal stijgen tot 21 miljoen in 2040. Heupfracturen zijn verantwoordelijk voor meer opnamedagen in het ziekenhuis dan elk ander type letsel van het spier- en skeletstelsel; in totaal zijn zij verantwoordelijk voor meer dan tweederde van alle ziekenhuisdagen ten gevolge van fracturen. Heupfracturen staan in de (wereldwijde) top-10 van aandoeningen die resulteren in verminderde validiteit. De jaarlijkse kosten in Nederland bedragen circa € 392 miljoen (2005).
Gedisloceerde dijbeenhalsfracturen kunnen worden behandeld met een Hemi-Arthroplastiek (HA) of een Totale Heup Arthroplastiek (THA). Voorstanders van HA benadrukken het lagere percentage dislocaties, minder frequent optreden van diep veneuze trombose, kortere operatietijd en geringer bloedverlies. Daarnaast benadrukken zij dat HA een technisch minder ingewikkelde procedure betreft met lagere initiële kosten dan een THA. Chirurgen met een voorkeur voor THA wijzen op een betere functie en betere kwaliteit van leven na THA. Ondanks de populariteit van HA suggereert het beschikbare wetenschappelijk bewijs superieure patiëntgerelateerde resultaten met THA. Zowel direct als indirect bewijs vanuit gerandomiseerde studies suggereert minder pijnklachten en een betere functionele uitkomst na THA, met gelijke of zelfs lagere aantallen revisieoperaties. Dit impliceert dat THA kosteneffectiever is dan HA, maar huidig bewijs is ontoereikend.
Doel:
Kosten-utiliteitsanalyse van totale heuparthroplastiek (THA) versus hemi-arthroplastiek (HA) bij patiënten van 60 jaar en ouder met een gedisloceerde dijbeenhalsfractuur.
Studie opzet:
Kosten-utiliteitsstudie. Data worden gebruikt van de HEALTH trial, een prospectieve, multicentrum, gerandomizeerde, klinische studie met een parallel groepsdesign en enkel geblindeerde uitkomstschatting (N=2,002).
Studiepopulatie:
Mensen van 60 jaar en ouder met een gedisloceerde dijbeenhalsfractuur, voor wie prothese de behandelstrategie is. Inclusiecriteria zijn o.a. operatie <72 uur na binnenkomst op de Spoedeisende Hulp, ambulante patiënten met of zonder hulpmiddel. Exclusiecriteria zijn o.a. contra-indicaties voor HA, additioneel substantieel trauma van de onderste extremiteiten, heupinfecties, verstoord botmetabolisme m.u.v. osteoporose, cognitiebeperking, en verwachte problemen met de follow-up.
Interventies:
THA (vervangen van zowel heupkop als heupkom) versus HA (vervanging van alleen de heupkop).
Uitkomstmaten:
Primaire economische uitkomst is kosten per QALY (Quality Adjusted Life Year). Data worden verzameld middels vragenlijsten. Effecten worden gemeten met de EQ-5D (Euro-QoL-5D; utiliteit), de SF-12 (Short-Form-12; generieke kwaliteit van leven) en de WOMAC (Western Ontario McMaster Osteoarthritis Index; functionele kwaliteit van leven). Directe en indirecte zorgkosten worden gemeten, o.a. zorggebruik, reiskosten, productiviteitsverliezen, en informele zorg.
Primaire klinische uitkomstmaat is het aantal revisieoperaties binnen 2 jaar na operatie. Secundaire klinische uitkomst maten zijn functionele uitkomst (WOMAC) en de Timed Up and Go test (TUG)) en complicaties (mortaliteit, dislocatie, infectie, diep veneuze trombose en prothese loslating).
Steekproefgrootte:
N=150, 75 per arm in Nederland. In totaal zullen 2.002 patiënten geïncludeerd worden (1.001 per arm). Analyses worden uitgevoerd op baseline, na 1 en 10 weken, en na 6, 9, 12, 18 en 24 maanden.
Economische evaluatie:
De economische e