EEN GOEDE TOEKOMST: ONDERZOEK NAAR EEN GESLAAGDE TRAJECTBENADERING VOOR SLACHTOFFERS VAN LOVERBOYS

Projectomschrijving

Onderzoeksvraag

Hulp voor meisjes die slachtoffer zijn van loverboys komt vaak te laat of is onvoldoende. Goede behandeling en begeleiding is nodig om weer een normaal leven te leiden. Velen worden na behandeling opnieuw slachtoffer of lopen vast in het dagelijks leven.
Deze studie wil weten wat triggers zijn voor terugval, maar ook voor succes: hoe komen meisjes in contact met ‘foute mannen’, waarom houden ze contact, welke signalen zijn er, waarom worden deze niet herkend, en welke hulp wordt hen aangeboden?

Aanpak

Middels een trajectbenadering willen we: goed aansluiten bij de complexiteit van de problematiek; sensitiviteit voor problematiek bij instellingen vergroten; samenwerking bevorderen en daarmee continuïteit van behandeling realiseren. Dat zou deze meisjes en jonge vrouwen weer perspectief op een ‘normaal’ leven kunnen bieden.
Bij vier pilots doen we nader onderzoek naar deze trajectbenadering. Per pilot wordt bij 9 deelnemers data verzameld om een eerste indicatie te krijgen van de effecten.

Samenwerking

Fier, Sterk Huis, Stichting Jeugdzorg St Joseph, Praktikon, Hogeschool Leiden, Avans Hogeschool, NJi, Open Universiteit Nederland, Verwey-Jonker Instituut.

Juridisch wegingskader

Binnen het onderzoeksproject is ook een verkennend onderzoek uitgevoerd naar een juridisch wegingskader.

Download het juridisch wegingskader

Producten
Titel: Pilothandreiking 'BoobieTrap' (Hogeschool Leiden)
Auteur: M. Gommans
Titel: Pilothandreiking 'Een sterke toekomst' (Sterk Huis)
Auteur: D. Croes & H. Sillekens
Titel: Oplegger bij het behoefteonderzoek naar een geslaagde trajectbenadering voor slachtoffers van loverboys
Auteur: F. Noteboom
Titel: Een goede toekomst: onderzoek naar een geslaagde trajectbenadering voor slachtoffers van seksuele uitbuiting (n=1 onderzoek)
Auteur: C. van Dam & M. Delsing
Titel: Juridisch wegingskader, rapport en handleiding
Auteur: S. Frauenfelder & F. Noteboom
Titel: Pilothandreikingen 'Handen vol ervaring' voor ervaringsmaatjes en zorgaanbieders (Via Jeugd)
Auteur: D. Hollman - van Munster
Titel: Een goede toekomst: onderzoek naar een geslaagde trajectbenadering voor slachtoffers van seksuele uitbuiting (Behoefte-onderzoek)
Auteur: F. Sondeijker & R. de Wildt
Titel: Pilothandreiking 'Klaar voor de toekomst' (Fier)
Auteur: H. Bouma, F. Noteboom, & F. Kunseler
Titel: Posterpresentaties slotbijeenkomst seksuele uitbuting (27-09)
Auteur: Fier, Sterk Huis, Hogeschool Leiden & Via Jeugd
Titel: Presentatie 'trajectbenadering' bij slotbijeenkomst (27-09)
Auteur: C. van Dam & F.C. Kunseler
Titel: Video's behorend bij pilothandreikingen (teasers)
Auteur: S. Verhoeven (Filmmaker) Fier, Sterk Huis & Via Jeugd
Titel: Training signalering/bewustwording slachtofferschap seksuele uitbuiting
Auteur: M. Gommans
Verslagen

Samenvatting van de aanvraag

De problematiek van meisjes die slachtoffer zijn van een loverboy is specifiek en vaak (zeer) complex. We zien een patroon dat in de aanloop naar deze problematiek signalen niet worden herkend. Als er eenmaal hulp wordt ingezet is deze vaak (eerst) generiek en ‘stepped care’ (lichte hulp, iets zwaardere hulp, als dat niet helpt etc.) Op deze manier draagt hulpverlening zelf bij aan de complexiteit van problemen van de meisjes. Iedere faalervaring maakt het probleem hardnekkiger en succesvolle hulpverlening moeilijker.

Signalen in de aanloop naar loverboyproblematiek worden vaak niet herkend of er wordt niet adequaat op geacteerd. Naast actuele problemen is er vaak sprake van (complexe) onderliggende problematiek. Ambulante en residentiële hulpverlening kan een belangrijke bijdrage leveren aan het doorbereken van de patronen waar meisjes in zitten en een basis leggen voor ‘normaliseren’. Hulp is echter vaak beperkt omdat jeugdhulpaanbieders en onderwijs de onderliggende problemen niet herkennen/niet de expertise in huis hebben om deze te behandelen. Bovendien krijgen meisjes vaak generieke hulp i.p.v. meisjes-specifieke hulp/hulp die inspeelt op typische kenmerken. Het is belangrijk dat deze meisjes adequate steun krijgen na residentiële behandeling. Voor de meeste meisjes is het namelijk niet realistisch om zonder steun de draad weer op te pakken. Een deel van de slachtoffers valt weer snel terug in oude problemen. Het is derhalve noodzakelijk om meer kennis op te doen over de vraag wat de triggers zijn voor terugval, maar ook voor succes en hoe we daar met vervolgzorg op in kunnen spelen, zowel aan de achterkant van de problematiek als ook naar de voorkant: hoe komen meisjes in contact met ‘foute mannen’, waarom houden ze contact, welke signalen zijn er, waarom worden deze vaak niet herkend, in welk stadium worden signalen wel herkend en welke hulp wordt dan aangeboden?

Middels een ‘trajectbenadering’ willen we: goed aansluiten bij complexiteit en specificiteit van problematiek; sensitiviteit voor problematiek bij instellingen vergroten; samenwerking bevorderen en hierdoor continuïteit van behandeling te realiseren. Dit vereist een veelomvattende interventiestrategie maar ook nauwe samenwerking en afstemming tussen betrokken instellingen/ketenpartners en een heldere visie op de noodzakelijke hulp. Hierbij spelen 4 perspectieven een belangrijke rol.

(1) Meisjes geven aan dat zij wél signalen hebben afgegeven dat het niet goed met ze ging (o.a.: terugval schoolresultaten, verandering gedrag) maar dat volwassenen niet gevraagd hebben naar de achterliggende reden

(2) Meisjes geven aan dat zij na verblijf in een residentiele setting vaak nog beperkingen ervaren in het alledaagse leven (opnieuw geweldservaringen, belemmeringen om adequaat te kunnen participeren in de samenleving door bureaucratie, beleid, wet- en regelgeving)

(3) Er zijn op organisatorisch en beleidsmatig vlak knelpunten om een trajectbenadering goed vorm te kunnen geven. De randvoorwaarden voor een succesvolle trajectbenadering zijn nog niet onderzocht

(4) De hulp is nog (te) vaak generiek (one size fits all) en onvoldoende afgestemd op de specifieke problematiek

Hieruit volgend staan in het huidige project twee hoofdvragen centraal:

1. Wat zijn de behoeften, succesfactoren en belemmerende factoren (knelpunten) voor een geslaagde trajectbenadering voor slachtoffers van loverboys vanuit perspectief van diverse stakeholders (jongeren, ouders, professionals, organisaties)?

2. Welke veelbelovende vormen en werkzame elementen van een trajectbenadering kunnen in de praktijk worden ingezet om positieve(re) resultaten te bereiken bij de meisjes, namelijk: eerder signaleren van de problematiek; een verbeterde maatschappelijke positie (een diploma/startkwalificatie en een baan), verminderde recidive/revictimisatie en terugdringen van intergenerationele overdracht?

Deze vragen zullen worden beantwoord middels 2 deelprojecten: Een behoefte-onderzoek (deelonderzoek 1) welke bestaat uit casusonderzoek (360 graden feedback), enquête en denktanks met meisjes, ouders en professionals. Pilots (trajectbenaderingen) in de praktijk (door) te ontwikkelen (mede n.a.v. behoefteonderzoek) en een N=1 studie uit te voeren met herhaalde metingen (min. 9 slachtoffers/pilot) naar de werkzame elementen binnen de pilot en de effecten daarvan bij meisjes (deelonderzoek 2). De pilots hebben een diverse focus: 1)pilot gericht op het hele traject dat een meisje doorloopt, 2)pilot gericht op preventie/eerdere signalering en herkenning van slachtoffers, 3)pilot gericht op vervolgtraject na residentiële behandeling; en 4)pilot gericht op inzet van gezinshuizen/kleinschalige voorzieningen.

Het beoogde resultaat is meer zicht te krijgen op de trajectbenadering in zijn geheel en verder door kunnen ontwikkelen naar effectieve geïntegreerde behandelprogramma’s voor slachtoffers van loverboys en deze meisjes en jonge vrouwen weer een beter perspectief op een ‘normaal’ leven te kunnen bieden.

Kenmerken
Projectnummer:
741400001
Looptijd:
2018
2022
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. C. van Dam
Verantwoordelijke organisatie:
Fier