Efficiency of the induction of personalised psychiatric rehabilitation through assessment of, and continuous feedback on, needs and outcomes -- a catchment area observational trial
Producten
Auteur: Drukker, M., Bak M.L.F.J., À Campo J., Driessen G., Van Os J., Delespaul Ph.A.E.G.
Magazine: Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology
Auteur: Marjan Drukker, Kim van Dillen, Maarten Bak, Ron Mengelers, Jim van Os, Philippe Delespaul
Magazine: Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology
Verslagen
Eindverslag
Doel was om doeltreffendheid (effectiveness) en doelmatigheid (efficiency) te evalueren van gebruik van de Zorgmonitor (ZM) bij de behandeling. De Engelse afkorting voor de Zorgmonitor is CNCM. Deze meet onder andere zorgbehoefte, ernst van de symptomen en functioneren. Gegevens kunnen worden gebruikt in het behandelplan (“maatwerk”). Patiënt en hulpverlener zouden hiertoe regelmatig (tenminste jaarlijks) gezamenlijk een checklist moeten invullen.
De onderzoekspopulatie bestond uit patiënten met Severe Mental Illness (SMI; in het Nederlands ook wel Ernstige Psychiatrische Stoornissen, EPS, genoemd). De interventiegroep bestaat uit alle patiënten waar de zorgmonitor is afgenomen. Deze is op 4 verschillende manieren vergeleken met care as usual (CAU).
1. Dezelfde patiënten. De eerste meting geeft de situatie weer van voordat de Zorgmonitor gebruikt werd (voor na).
2. Idem, maar nu vergeleken met de eerste meting na 2004. In de Westelijke Mijnstreek (WM) en in Oostelijk Zuid-Limburg (OZL) is de Zorgmonitor in 2004 gestart en was dit de eerste meting, in Maastricht en omgeving bestond de zorgmonitor al. De vraag was of de verschillen tussen de 2004-baseline en de latere follow-ups groter waren in WM en OZL dan in Maastricht (tussen-subregio).
3. Een aantal behandelaren deed niet mee aan de Zorgmonitor. Een onderzoeksassistent heeft bij deze patiënten toch eenmalig de Zorgmonitor afgenomen, zodat deze als controles gebruikt konden worden (binnen-regio).
4. Zowel in Zuid-Limburg als in Noord-Nederland is een Psychiatrisch Casus Register (PCR) actief. PCRs registreren het zorggebruik en dit kon dus vergeleken worden tussen patiënten uit beide regio's. Hierbij is gematcht op zorgconsumptie van tevoren (tussen-regio analyse).
Voor iedere patiënt wordt meerdere malen een Zorgmonitor ingevuld, daarom zijn gegevens geclusterd binnen patiënten en zijn multilevel regressie technieken gebruikt om hiervoor te corrigeren.
Als de Zorgmonitor gebruikt wordt, lijken de patiënten beter te functioneren en minder hoog te scoren op depressie/angst. Maar het gebruik van de Zorgmonitor gaat ook gepaard met een stijging in ambulante contacten. Omdat dit niet gepaard gaat met een (even grote) daling in opnames leidt dit tot hogere kosten. Voor meer resultaten zie ook "resultaten".
Implementatie
De bedoeling was en is om de Zorgmonitor of vergelijkbare monitorsystemen in andere Nederlandse regio's in te voeren. Bijvoorbeeld in de regio Eindhoven en in Noord Nederland is dit al gebeurd.
Dat de resultaten aangeven dat er maar een kleine afname van het aantal opnamedagen is, zou het gevolg kunnen zijn van het zorgsysteem. Er is een bepaalde beddencapaciteit en de bedden liggen altijd vol, want als de bedden niet vol zijn, draait de afdeling verlies. Aanbevolen wordt de beddencapaciteit meer flexibel te maken, bijvoorbeeld door units op te richten die ingezet kunnen worden in de ambulante zorg of de intramurale zorg, afhankelijk van de zorg die patiënten nodig hebben. Alleen dan kan tijdige signalering en extensieve zorg het aantal opnamedagen verminderen.
Er dient een nieuw instrument ontwikkeld te worden dat geschikt is om utiliteiten in de SMI-populatie te meten om kosten-utiliteitsanalyse uit te kunnen voeren.
• Doel/vraagstelling
Doel is om doeltreffendheid (effectiveness) en doelmatigheid (efficiency) te evalueren van gebruik van feedback uit een Zorgbehoefte Monitor in de geestelijke gezondheidszorg (Zorgmonitor: ZM) voor op de persoon toegesneden behandelplannen (“maatwerk”). Patiënt en hulpverlener vullen hiertoe regelmatig (jaarlijks) gezamenlijk een checklist in, onder andere over de zorgbehoefte gemeten met de Camberwell Assessment of Need (CAN).
• studie opzet
Omdat we de regiobrede implementatie willen onderzoeken toepasbaar op de “real life” praktijk van de geestelijke gezondheidszorg, is niet gekozen voor een Randomised Controlled Trial (RCT) maar voor een cohort studie. De interventiegroep wordt vergeleken met verschillende referentiekaders van niet geëxponeerde patiënten, met voldoende controle voor confounders.
• studiepopulatie / databronnen
Alle patiënten met de diagnose Severe Mental Illness (SMI), die in Zuid-Limburg wonen (bronpopulatie 660,000) zitten in de interventiegroep. Het design maakt vergelijkingen mogelijk binnen personen (2 of meer meetmomenten van iedere patiënt), tussen personen en tussen regio's (vergelijking met Noord-Nederland of vergelijking tussen de regio's in Zuid-Limburg). Hierbij worden gegevens uit het ZM interview en uit Psychiatrische Casus Registers (PCR) gebruikt.
• interventie
Het feedback-rapport uit de ZM beschrijft de status van de patiënt, de evolutie over de tijd en vergelijkt met referentiegegevens. De geïntroduceerde innovatieve diagnostiek, evaluatie en feedback helpen hulpverlener en patiënt expliciet te onderhandelen over behandelplan.
• uitkomstmaten
Primair: Kwaliteit van leven, percentage patiënten met SMI in intensive zorg. Secundair: functioneren, ernst symptomen, Zorgbehoefte (CAN), Kosten van zorgconsumptie, reiskosten, deelname aan arbeidsproces, belasting van mantelzorgers, compliance van hulpverleners.
• sample size berekeningen/data analyse
Alle potentiële patiënten uit Zuid-Limburg komen in het databestand. Dus de studie is "overpowered" (n>1000).
• economische evaluatie
Uitgevoerd worden kosten-effectiviteit (incrementele gezondheidszorgkosten per patiënt met verbeterd functioneren) en kosten-utiliteit analyse (incrementele maatschappelijke kosten per QALY) gebaseerd op besliskundige modellen.
• Onderzoekspopulatie
Alle patiënten uit Zuid-Limburg die binnen de doelgroep van de Zorgmonitor vallen worden in het onderzoek betrokken. Als extra controle wordt ook een groep patiënten uit een controle regio in Noord Nederland gebruikt. Daarom zijn de volgende groepen patiëntengroepen te onderscheiden: 1. Alle patiënten uit de regio Maastricht waarbij de Zorgmonitor wordt gebruikt bij de behandeling 2. Alle patiënten uit de regio's Oostelijk Zuid-Limburg en Westelijke Mijnstreek waarbij de Zorgmonitor wordt gebruikt bij de behandeling 3. Alle patiënten uit de regio's Maastricht, Oostelijk Zuid-Limburg en Westelijke Mijnstreek waarbij de Zorgmonitor wel wordt afgenomen, maar niet wordt gebruikt in de behandeling 4. Alle patiënten uit de regio's Maastricht, Oostelijk Zuid-Limburg en Westelijke Mijnstreek waar de Zorgmonitor niet wordt afgenomen, terwijl de patiënt wel tot de doelgroep van de Zorgmonitor behoort. 5. Controlepatiënten uit een regio in Noord-Nederland. Er zijn zo meerdere vergelijkingen mogelijk: (a en b) de patiënten waarbij de Zorgmonitor is afgenomen met zichzelf (op 2 manieren); (c) de patiënten waarbij de Zorgmonitor gebruikt wordt in de behandeling met patiënten waarbij de Zorgmonitor niet wordt gebruikt of niet wordt afgenomen (terwijl dit wel zou moeten) (d) de patiënten uit Zuid-Limburg met de patiënten uit een controleregio in Noord-Nederland.