Het belang van traumasensitiviteit voor (professionele) opvoeders in de residentiële zorg voor jeugd.
Traumasensitiviteit, een algemeen werkzame factor?
Kinderen in de jeugdzorg, waaronder pleegzorg, hebben vaak traumatische ervaringen meegemaakt. Traumaklachten blijven nogal eens onopgemerkt en beïnvloeden de ontwikkeling van het kind negatief, terwijl effectieve behandeling voorhanden is. Het is belangrijk dat opvoeders adequaat reageren op kinderen met traumatische ervaringen.
Onderzoek
In dit onderzoek is nagegaan of de training Zorgen voor Getraumatiseerde Kinderen (Coppens en Van Kregten, 2012) hieraan kan bijdragen. De training zorgt ervoor dat pleeg- en gezinshuisouders en pedagogisch medewerkers meer te weten komen over wat trauma is en welke gevolgen dit kan hebben voor kinderen. Bovendien groeit hun positieve sensitiviteit en krijgen meer kinderen traumabehandeling. Deze traumakennis en de sensitiviteit van opvoeders samen noemen we traumasensitiviteit.
Uitkomsten
De gevonden effecten zijn echter groter voor opvoeders die gedurende het onderzoek van een jaar voor hetzelfde kind zorgden dan voor verschillende kinderen. Bij continuïteit van zorg is dus door meer te weten over de gevolgen van traumatische ervaringen meer groei in positieve sensitiviteit mogelijk dan wanneer kinderen van opvoeders wisselen.
Er waren verder weinig verschillen tussen de onderzochte instellingen, professionals en cliënten.
We kunnen dan ook voorzichtig concluderen dat er enige aanwijzingen zijn dat toename van traumasensitiviteit een positieve invloed kan hebben op de behandeling van jeugdigen met (veel) traumaklachten. Of het daarmee een algemeen werkzame factor is, kan met alleen dit onderzoek niet afdoende worden beantwoord. Dat kan slechts een conclusie zijn na meerdere onderzoeken naar dit onderwerp in verschillende contexten van jeugdhulp.
Producten
Verslagen
Eindverslag
Traumasensitiviteit, een algemeen werkzame factor?
Kinderen in de jeugdzorg, waaronder pleegzorg, hebben vaak traumatische ervaringen meegemaakt. Traumaklachten blijven nogal eens onopgemerkt en beïnvloeden de ontwikkeling van het kind negatief, terwijl effectieve behandeling voorhanden is. Het is belangrijk dat opvoeders adequaat reageren op kinderen met traumatische ervaringen. In dit onderzoek is nagegaan of de training Zorgen voor Getraumatiseerde Kinderen (Coppens en Van Kregten, 2012) hieraan kan bijdragen. De training zorgt ervoor dat pleeg- en gezinshuisouders en pedagogisch medewerkers meer te weten komen over wat trauma is en welke gevolgen dit kan hebben voor kinderen. Bovendien groeit hun positieve sensitiviteit en krijgen meer kinderen traumabehandeling. Deze traumakennis en de sensitiviteit van opvoeders samen noemen we traumasensitiviteit. De gevonden effecten zijn echter groter voor opvoeders die gedurende het onderzoek van een jaar voor hetzelfde kind zorgden dan voor verschillende kinderen. Bij continuïteit van zorg is dus door meer te weten over de gevolgen van traumatische ervaringen meer groei in positieve sensitiviteit mogelijk dan wanneer kinderen van opvoeders wisselen.
Er waren verder weinig verschillen tussen de onderzochte instellingen, professionals en cliënten. We kunnen dan ook voorzichtig concluderen dat er enige aanwijzingen zijn dat toename van traumasensitiviteit een positieve invloed kan hebben op de behandeling van jeugdigen met (veel) traumaklachten. Of het daarmee een algemeen werkzame factor is, kan met alleen dit onderzoek niet afdoende worden beantwoord. Dat kan slechts een conclusie zijn na meerdere onderzoeken naar dit onderwerp in verschillende contexten van jeugdhulp.
Het onderzoek naar de vraag of traumasensitiviteit een algemeen werkzame factor is, is in volle gang. De training 'Zorgen voor getraumatiseerde kinderen' is inmiddels gegeven aan zo'n negen groepen pleegouders, gezinshuisouders en pedagogische medewerkers bij Spirit, De Bascule en Intermetzo; in 2016 volgen er nog ongeveer vijf. Bij deze (professionele) opvoeders en hun pleeg- en mentorkinderen wordt onder meer nagegaan in hoeverre hun kennis over trauma toeneemt, en de opvoeder-kind-relatie en de traumasensitiviteit bij opvoeders verbeteren. Dit laatste wordt onderzocht met een meting van mind-mindedness. Mind-mindedness is een specifieke vorm van sensitiviteit: het vermogen van de opvoeder om het kind te zien en te behandelen als een persoon met een actief en autonoom vermogen, waarbij interne gemoedstoestanden (gevoelens, wensen, intenties, gedachten) horen, en deze gemoedstoestanden te benoemen. Mind-mindedness is een sterk voorspeller van de gehechtheidsrelatie tussen opvoeder en kind. Wanneer de verbetering van traumasensitiviteit optreedt bij drie typen opvoeders en drie instellingen in het onderzoek, is er een eerste indicatie van algemene werkzaamheid.