Mobiele menu

Mood and Resilience in Offspring (MARIO)

Projectomschrijving

De grootste risicofactor voor het ontstaan van depressie is het hebben van een ouder met een stemmingsstoornis. Kinderen van deze ouders zijn niet alleen erfelijk belast maar groeien ook op in een kwetsbare omgeving. Helaas ontwikkelt meer dan 50% van deze kinderen voor hun 35ste depressieve klachten, waarbij dochters tweemaal meer risico’s lopen dan zonen.

Doel

Het MARIO consortium - met universiteiten, zorginstellingen, patiënt- en belangenorganisaties - heeft als centraal doel dit percentage te verlagen. Het MARIO-consortium heeft in een voorbereidend project een kennissynthese uitgevoerd.

Werkwijze

Als eerste creëren we een infrastructuur gebaseerd op succesvolle nationale studies bij patiënten met stemmingsstoornissen (NESDA, BiG, OPPER). Kinderen (10 t/m 25 jaar) van deze patiënten worden gevolgd om beschermende en risico factoren voor het ontstaan van depressie te onderzoeken. Als tweede implementeren we de online ‘MARIO-check’: een korte meting van emoties en gedrag om depressieve klachten bij kinderen van patiënten met een stemmingsstoornis vroeg op te sporen. Als derde evalueren we of een online preventieve interventie bij deze kinderen depressieve klachten kan voorkomen.

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

De belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van een depressie is het hebben van een ouder met een stemmingsstoornis (depressie of bipolaire stoornis). In Nederland zijn er ongeveer 400,000 Kinderen van Ouders met een StemmingsStoornis (KOSS) in de leeftijd tussen 10 en 25 jaar. KOSS zijn niet alleen erfelijk belast, maar groeien ook op in een kwetsbare omgeving. Van hen ontwikkelt 50-65% voor het 35ste levensjaar een depressie, waarbij dochters tweemaal vaker belast zijn dan zonen. Het MARIO consortium, waarin universiteiten, zorginstellingen, patiënten- en overige belangenorganisaties samenwerken, heeft als centrale missie dit percentage te verlagen. Betere gezondheid van deze hoog-risico KOSS groep willen we bereiken door de vroege ontwikkeling van depressie bij KOSS beter te begrijpen (Doel 1), te herkennen in de praktijk (Doel 2) en middels preventieve interventie te voorkomen (Doel 3). Doel 1. Ontwikkeling van depressie in KOSS begrijpen via langlopend onderzoek KOSS, vooral dochters, hebben een sterk verhoogde kans op het ontwikkelen van depressie. Om dit beter te begrijpen is inzicht nodig in vroege symptomen, risicofactoren (die kans verhogen) en beschermende factoren (die kans verlagen). Uit onze literatuurstudie blijkt dat eerdere KOSS studies diverse methodologische tekortkomingen hebben. Wij zullen deze beperkingen opheffen in een internationaal unieke KOSS studie waarbij we optimaal gebruik maken van de rijke datasets van drie excellente nationale studies bij volwassen patiënten met stemmingsstoornissen (NESDA, BiG, OPPER). Via deze volwassen patiënten, die al uitgebreid in kaart zijn gebracht, zullen we efficiënt een KOSS cohortstudie op zetten. Deze cohortstudie zal 800 kinderen (10-25 jaar) van patiënten en controles 4 jaar lang volgen, en hun psychische symptomen en stoornissen en biologische en psychosociale factoren in kaart brengen. Door de gedetailleerde kennis over de ouders kan innovatief onderzoek worden gedaan naar de overdracht van depressie van ouders naar kinderen en naar de risico- en beschermende factoren voor de ontwikkeling van depressie bij deze hoog-risico jongeren. Doel 2. Depressie vroeg herkennen door screening in de praktijk In de klinische praktijk verloopt de implementatie van de sinds 2013 wettelijk verplichte ‘kind-check’ moeizaam. Informatie over de gezondheid en het functioneren van KOSS is daardoor in de praktijk veelal afwezig. Binnen het MARIO-project zullen wij de ‘MARIO-check’ implementeren waarmee we een nieuwe groep van 1500 KOSS (10-25 jaar) op depressieve klachten gaan screenen. De ‘MARIO-check’ is een kort, online instrument bestaande uit reeds gevalideerde vragen. KOSS (en bij de jongsten ook hun ouders) worden via GGZ-instellingen, kenniscentra, patiëntenverenigingen en sociale media gevraagd om deze ‘MARIO-check’ uit te voeren. Implementatie wordt geëvalueerd en de validiteit van de ‘MARIO-check’ voor het opsporen van een stemmingsstoornis wordt beoordeeld middels een diagnostisch interview. De 1500 kinderen die de ‘MARIO-check’ invullen vormen de uitgangspopulatie voor doel 3. Doel 3. Door preventieve interventie het ontstaan van depressie voorkomen Onze literatuurstudie laat zien dat er weinig onderzoek is gedaan naar interventies om depressie te voorkomen bij KOSS. Er zijn echter aanwijzingen dat preventieve interventies van depressie – bijvoorbeeld via het leren omgaan met stress (coping) – effectief kunnen zijn. Gebaseerd op eerder onderzoek en op onze online verkenning naar preventie voorkeuren bij 170 ouders en kinderen, wordt een online preventieve interventie ontwikkeld. Hierin staat een combinatie van psycho-educatie, lotgenotencontact, activeren van coping en herstructureren van negatieve cognities centraal. Een groep van 350 KOSS wordt gerandomiseerd naar alleen waakzame follow-up (controlegroep) versus online preventieve interventie (interventie groep). Deze groep wordt 2 jaar gevolgd. Deze studie zal aantonen of de ontwikkeling van depressie bij KOSS via preventieve interventie substantieel kan worden verminderd. Het MARIO-project streeft ernaar om over 8 jaar de volgende doelen te hebben behaald. Ten eerste zal er aanzienlijk meer inzicht zijn in de ontwikkeling van depressie bij KOSS. Ten tweede zal er een valide, praktisch toepasbaar ‘MARIO-check’ instrument geïmplementeerd zijn in de klinische praktijk om depressie in KOSS vroeg te signaleren. Ten derde zal er een online interventie ter preventie van depressie zijn ontwikkeld die kosteloos wordt aangeboden aan KOSS. Het MARIO consortium – met brede inbedding in de academische wereld en klinische praktijk en met steun van patiëntenverenigingen, kenniscentra en belangenorganisaties van o.a. gemeenten en zorgverzekeraars – bundelt de juiste kracht en expertise om deze hoge ambities waar te maken.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
636100004
Looptijd: 73 %
Looptijd: 73 %
2017
2025
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
prof. dr. B.W.J.H. Penninx
Verantwoordelijke organisatie:
Amsterdam UMC Locatie VUmc