Mobiele menu

Naar een werkwijze voor het bespreekbaar maken van vrouwelijke genitale verminking

Projectomschrijving

In Nederland zijn er naar schatting 41.000 vrouwen die vrouwelijke genitale verminking (VGV) hebben ondergaan, en nog eens 2.400 meisjes lopen het risico om besneden te worden. Ondanks bestaande richtlijnen en protocollen vinden veel (zorg)professionals het moeilijk om dit onderwerp bespreekbaar te maken. Om deze handelingsverlegenheid te verminderen, hebben we een participatief en inclusief onderzoek uitgevoerd. Samen met zorgprofessionals en ervaringsdeskundigen hebben we een praktische werkwijze ontwikkeld. Deze werkwijze is vervat in geaccrediteerde e-learnings en een fysieke training. Daarnaast hebben we een video met een ervaringsdeskundige ontwikkeld die als gespreksstarter kan dienen. Deze producten zijn beschikbaar via het leerplatform van Pharos. De resultaten van dit onderzoek zijn niet alleen relevant voor het bespreekbaar maken van VGV, maar bieden ook waardevolle inzichten voor het aanpakken van andere vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. 

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

Probleemstelling en relevantie

In Nederland woonden op 1 januari 2018 naar schatting 41.000 vrouwen die vrouwelijke genitale verminking (VGV) hebben ondergaan [1]. Ongeveer 38.000 meisjes in de leeftijd van 0 tot 19 lopen potentieel het risico om besneden te worden [1]. Het is van groot belang dat professionals uit preventie én zorg VGV bespreekbaar maken en adequaat handelen op signalen. Ondanks bestaande richtlijnen en protocollen, ervaren professionals handelingsverlegenheid in het bespreekbaar maken VGV; vaak zijn zij bovendien onbekend met opties voor preventie, signaleren, specifieke zorg en ondersteuning [2, 3].

Doelstelling

Met dit praktijkgerichte onderzoek willen we bijdragen aan het reduceren van handelingsverlegenheid rondom VGV door:

1. het in kaart brengen van de belemmerende- en bevorderende factoren bij professionals uit preventie en zorg om VGV bespreekbaar te maken met (aanstaande) ouders en/of vrouwen uit VGV-prevalentielanden (ervaringsdeskundigen).

2. het ontwikkelen van een werkwijze gebaseerd op werkzame elementen om de handelingsverlegenheid bij professionals ten aanzien van VGV te reduceren.

3. het implementeren en evalueren van deze werkwijze in een pilot.

Plan van aanpak

Wij hanteren een participatief actieonderzoek design, waarbij Normalization process theory (NPT) [4], als het theoretische raamwerk, gecombineerd wordt met Participatory, Learning & Action (PLA), als onderzoeksmethodologie [5–8]. NPT gaat ervan uit dat nieuwe manieren van werken alleen dán werkelijk effectief zijn en in de praktijk van alledag doorgevoerd worden, wanneer zij bedacht, uitgevoerd en geëvalueerd worden door alle relevante betrokkenen. Om te garanderen dat alle betrokkenen gelijkwaardig deel kunnen nemen, worden participatieve onderzoeksmethoden toegepast (de Participatory Learning and Action theory; PLA) [5]. Dat betekent dat veel met visueel materiaal wordt gewerkt en met verhalen en andere technieken. De onderzoeker begeleidt deze methoden, heeft een aanjaagfunctie, evalueert en geeft feedback.

Doelgroep

Het onderzoek wordt in de regio Utrecht uitgevoerd. Belanghebbenden bestaan uit professionals en ervaringsdeskundigen. Professionals komen uit de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de regio Utrecht, Veilig Thuis Utrecht (Samen Veilig), verloskundigen (KNOV), huisartsen uit de regio Utrecht. Onder ervaringsdeskundigen verstaan we (I) een (aanstaande) ouder met een kind in de leeftijd van 0-19 jaar (doelgroep jeugdgezondheidszorg) en (II) een (aanstaande) ouder of een vrouw (al dan niet een ouder), afkomstig uit een land waar VGV als traditie voorkomt en nu woonachtig in de regio Utrecht.

Onderzoeksfasen

Het onderzoek wordt in drie fasen uitgevoerd. In de eerste fase wordt een literatuuronderzoek uitgevoerd om (I) de factoren die ten grondslag liggen aan de handelingsverlegenheid bij professionals te verkennen en (II) de werkzame elementen gericht op het reduceren van handelingsverlegenheid in kaart te brengen. Het literatuuronderzoek wordt aangevuld met een aantal semigestructureerde diepte-interviews met professionals en ervaringsdeskundigen. Tot slot wordt in deze fase een groep professionals en ervaringsdeskundigen samengesteld, bestaande uit minimaal 6 en maximaal 12 deelnemers, om deel te nemen aan 6 PLA-stijl focusgroepen. Deze groep deelnemers wordt hierna aangeduid met de term ‘stakeholders’.

In de tweede fase zullen stakeholders in 4 PLA-sessies een werkwijze ontwikkelen om handelingsverlegenheid in de praktijk te verminderen. Tijdens de eerste PLA-sessie wordt stil gestaan bij de uitkomsten van de diepte-interviews en de uitkomsten van het literatuuronderzoek; hun wensen en behoeften om handelingsverlegenheid in de praktijk te verminderen wordt nader besproken. Hoe deze werkwijze (eindproduct) precies eruit komt te zien en welke vorm deze krijgt, moet blijken uit de eerste PLA-stijl focusgroepen.

Het doel van de derde fase is dat de stakeholders de ‘nieuwe manier van werken’ (werkwijze) in een pilot implementeren en evalueren. Vragen als – wat is er nodig om de werkwijze in de dagelijkse praktijk blijvend in te voeren, hoe kan de werkwijze gemonitord en geëvalueerd worden (bijv. ontwikkelen van een instrument om de ‘nieuwe manier van werken’ te evalueren) en welke aanpassingen zijn nodig om deze duurzaam in de dagelijkse praktijk in te voeren, staan centraal in deze fase. In de laatste PLA-sessie wordt de nieuwe werkwijze (kwalitatief) geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.

Na afronding van het onderzoek wordt de werkwijze landelijk beschikbaar gesteld aan ketenpartners en het onderwijs.

Begeleidingscommissie

Professionals en ervaringsdeskundigen worden vertegenwoordigd in een begeleidingscommissie (projectcommissie) door afgevaardigden van hun koepelorganisaties. De begeleidingscommissie komt gedurende het onderzoek 4 maal bijeen en heeft als opdracht om gedurende alle fasen van het onderzoek mee te denken over randvoorwaarden van inhoud en implementatie van de te ontwikkelen werkwijze.

Kenmerken

Projectnummer:
10260022020001
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2020
2023
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
R. Kawous MSc
Verantwoordelijke organisatie:
Pharos