Mobiele menu

Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en arbeidsparticipatie

In Nederland wordt jaarlijks bij 20.000 individuen uit de beroepsbevolking de diagnose Niet-aangeboren Hersenletsel (NAH) gesteld. Hiervan keert maar 40% binnen 2 jaar terug naar werk. Dit is de aanleiding voor de ontwikkeling van de richtlijn 'NAH en Arbeidsparticipatie'. Hierin staat bevordering van arbeidsparticipatie centraal. 

Werkwijze

De richtlijnwerkgroep bestaat uit onderzoekers, richtlijnadviseurs en inhoudsdeskundige vertegenwoordigers van beroeps- en patiëntenorganisaties. Op grond van de knelpunten zijn 6 uitgangsvragen opgesteld waar de richtlijn een antwoord op geeft. Systematisch literatuuronderzoek vond onder andere plaats naar effectieve re-integratiebevorderende interventies en voorspellende factoren ten aanzien van arbeidsparticipatie. Ook werd aanvullend kwalitatief onderzoek verricht. Praktijkervaringen van werkgroepleden, werkgevers en patiënten zelf worden opgenomen in de richtlijn. 

Resultaten

In september 2011 verschijnt een richtlijn voor beoordeling, behandeling en begeleiding (3B) van NAH patiënten ten aanzien van arbeidsparticipatie. De richtlijn biedt houvast aan alle betrokkenen om meer NAH patiënten succesvol en duurzaam te laten deelnemen aan het arbeidsproces.

Verslagen


Eindverslag

Door een breed samengestelde groep van experts uit verschillende medische en paramedische disciplines werd een richtlijn ontwikkeld gericht op terugkeer naar werk van patiënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH). Doelstelling was het stroomlijnen van het proces van begin van het ziekteverzuim – meestal het moment waarop de ziekte manifest wordt/ het ongeval heeft plaatsgevonden – tot het moment waarop het (eigen) werk hervat kan worden dan wel als dat niet meer mogelijk is, het re-integratieproces naar ander (passend) werk wordt opgepakt. Hierbij gaat het om het op het juiste moment in het traject aandacht besteden aan re-integratiemogelijkheden, een beschrijving van de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende zorgverleners, herkenning en wegnemen van belemmeringen voor re-integratie en bevorderen van uitwisseling van alle relevante informatie tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij de terugkeer naar werk. Het gaat om invulling van de transmurale zorg met specifieke aandacht voor de factor arbeid. Deze doelstelling is gehaald. De richtlijn geeft inzicht in de aspecten die hier benoemd zijn. In de richtlijn wordt antwoord gegeven op vragen zoals: welke factoren spelen een belangrijke rol bij werkhervatting van NAH patiënten en welke interventies zijn effectief als het gaat om terugkeer naar werk van deze groep patiënten. Ook de rol van de werkgevers komt aan de orde, evenals de vraag hoe alle disciplines zo met elkaar kunnen samenwerken dat het leidt tot terugkeer naar werk van NAH patiënten. De belangrijkste conclusies van de richtlijn zijn dat het slechts in beperkte mate mogelijk is om al in een vroeg stadium te onderkennen of in de toekomst werkhervatting uitgesloten is. Factoren die een rol spelen bij werkhervatting van NAH patiënten zijn onder andere patiëntgebonden factoren zoals opleidingsniveau, leeftijd, ernst van het letsel en het bestaan van andere aandoeningen. Maar ook al vroeg aandacht geven aan werk tijdens de revalidatiebehandeling, mogelijkheden van aanpassingen in het werk en goede samenwerking zijn belangrijke factoren. Vanuit de werkgever zijn factoren zoals steun, begeleiding belangrijk. Verschillende interventies werden ontwikkeld die gericht zijn op terugkeer naar werk van de groep van NAH patiënten. Maar het bewijs dat deze interventies effectief zijn is beperkt. Belangrijk is wel dat de patiënt is gemotiveerd, over zelfinzicht beschikt, er steun en begrip vanuit de omgeving is en er een goede samenwerking bestaat tussen de verschillende disciplines die zich met de terugkeer naar werk van de NAH patiënt bemoeien. Bij aanpassingen op de werkvloer kan gedacht worden aan een prikkelarme omgeving, herverdelen van taken en belasting, vermijden van productiedruk, een solistische werkplek en aangepaste werktijden. Een belangrijk onderdeel van de richtlijn heeft betrekking op de samenwerking tussen de verschillende disciplines. Informatie over de aard, ernst en locatie van het hersenletsel aan de ene kant en informatie over de werkplek, de belastingeisen van het werk aan de andere kant moeten worden uitgewisseld, evenals de informatie over het beloop van de revalidatie en de resterende belemmeringen en beperkingen. Het is een goede zaak als de patiënt zelf of zijn/haar mantelzorger betrokken wordt bij deze informatie overdracht.
Het centrale doel van deze richtlijn is: het stroomlijnen van het proces van ziekteverzuim tot en met het moment van arbeidsparticipatie van de patiënt met NAH. Om dit doel te kunnen verwezenlijken, werd, na de start op 1 november 2009, een multidisciplinaire richtlijnwerkgroep samengesteld. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van diverse beroepsorganisaties, die expertise hebben op het gebied van NAH en die betrokken zijn bij behandeling, begeleiding en of beoordeling van de patiënt met NAH. De groep bestaat uit 17 leden: een neuroloog, twee revalidatieartsen, een neuropsycholoog, een ergotherapeut, een huisarts, een bedrijfsarts, twee verzekeringsartsen, een arbeidsdeskundige alsmede onderzoekers, een richtlijnadviseur van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (Centraal BegeleidingsOrgaan intercollegiale toetsing) en de voorzitter. Gezien het aanzienlijke belang om door patiënten opgedane kennis en ervaring en verder hun wensen en behoeften te kunnen meenemen in deze richtlijn, zijn eveneens twee afgevaardigden van de patiëntenverenigingen vertegenwoordigd. De werkgroep is sinds oprichting drie maal voor een vergadering bijeen gekomen. Bij het vervaardigen van de richtlijn werd door de werkgroepleden het proces van “evidence-based” richtlijnontwikkeling doorlopen. Gestart werd met het gezamenlijk formuleren van knelpunten uit de praktijk aangaande arbeidsparticipatie: door de patiënten zelf ervaren; maar ook door zijn naaste omgeving, de werkgever en de maatschappij. Spoedig werd daarbij consensus bereikt. Deze knelpunten dienden als basis voor het opstellen van een zestal uitgangsvragen, gedragen door alle leden van de werkgroep. Binnen de werkgroep werden vervolgens subgroepen gevormd. Deze subgroepen formuleerden, onder leiding van een subgroepvoorzitter en met de uitgangsvragen als basis, een opzet voor literatuuronderzoek in specifieke databases volgens de PICO (‘Patient-Intervention-Comparison-Outcome’) methode. De searches in de databases werden uitgevoerd door de onderzoekers, de resultaten van deze searches werden beoordeeld op geschiktheid voor het beantwoorden van de uitgangsvragen en vervolgens aangereikt aan de subgroepen. Daar waar “evidence” in de literatuur ontbreekt, zal de komende tijd worden overgegaan op het vaststellen van de mening van en consensus tussen deskundigen tijdens georganiseerde expertbijeenkomsten begin 2011.

Kenmerken

Projectnummer:
150020044
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2009
2013
Gerelateerde programma's:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Drs. H.H.J. Wind
Verantwoordelijke organisatie:
Amsterdam UMC- locatie AMC
Afbeelding

Kwaliteitsinstrumenten en kwaliteitsbeleid

Kwaliteitsinstrumenten ondersteunen zorgprofessionals, de patiënt en diens naasten om de juiste zorgoptie te kiezen. Daarom stimuleren we de ontwikkeling, implementatie, evaluatie en herziening hiervan. Zoals keuzehulpen, richtlijnen, standaarden, patiënteninformatie en meetinstrumenten.