Prevalentie, diagnostiek en behandeling van hartfalen bij verpleeghuisbewoners
Hartfalen in verpleeghuizen
Hartfalen is een toenemend probleem bij ouderen. Het heeft vervelende gevolgen voor patiënten en gaat gepaard met hoge zorgkosten. Waarschijnlijk komt hartfalen ook in verpleeghuizen voor, maar daarover zijn geen betrouwbare gegevens bekend. Vroege diagnostiek en behandeling kan symptomen en zorgafhankelijkheid echter verminderen. Dat leidt tot langere zelfredzaamheid en meer kwaliteit van leven.
Doel
Het doel van dit project is onderzoeken hoe vaak hartfalen voorkomt in verpleeghuizen. Onderzoekers gaan na welke diagnostiek en behandeling plaatsvinden en hoe deze verbeterd kunnen worden. Ook hebben zij aandacht voor de relatie met zelfredzaamheid, kwaliteit van leven en zorgafhankelijkheid.
Werkwijze
Duizend ouderen uit verpleeghuizen worden onderzocht op hartfalen en het effect daarvan op de kwaliteit van hun leven. Bij de groep ouderen waarvan hartfalen al bekend was, worden de diagnostiek en de therapeutische interventies onderzocht.
Doelgroep
Somatische en psychogeriatrische bewoners van Limburgse verpleeghuizen die hier definitief zijn opgenomen.
Producten
Auteur: Mariëlle AMJ Daamen,1 Jan PH Hamers,1 Anton PM Gorgels,2 Frans ES Tan,3 Jos MGA Schols,1,4 and Hans-Peter Brunner-la Rocca2
Magazine: Journal of Geriatric Cardiology
Auteur: Daamen, Mariëlle A. M. J., Hamers, Jan P. H., Gorgels, Anton P. M., Brunner-La Rocca, Hans-Peter, Tan, Frans E. S., van Dieijen-Visser, Marja P., Schols, Jos M. G. A.
Magazine: BMC Geriatrics
Verslagen
Eindverslag
Hartfalen is een complex ziektebeeld en een toenemend probleem bij ouderen. In dit project is onderzocht hoe vaak hartfalen bij verpleeghuisbewoners voorkomt en zijn ook het diagnostisch proces en de behandeling van hartfalen in kaart gebracht. Daarnaast is gekeken naar de zelfredzaamheid en de ervaren kwaliteit van leven van verpleeghuisbewoners met hartfalen. Verpleeghuisbewoners van 5 grote zorgorganisaties in Zuid-Limburg werden benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Het betrof bewoners verblijvend op een psychogeriatrische of een chronisch somatische afdeling. De dataverzameling heeft plaatsgevonden in de periode januari 2011 tot december 2012. Bij iedere deelnemer werd naar klachten gevraagd, een lichamelijk onderzoek verricht, een hartfilmpje gemaakt, bloed geprikt en een echo van het hart gemaakt. Daarnaast werden gegevens uit het medisch dossier verzameld en vragenlijsten ingevuld over de kwaliteit van leven en de zorgafhankelijkheid. Alle onderzoeken vonden in het verpleeghuis zelf plaats.
Het onderzoek naar hartfalen bij verpleeghuisbewoners in het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) is per 1 juli 2010 van start gegaan. Alvorens van start te kunnen gaan met de data verzameling zoals beschreven in de onderzoeksopzet, is het onderzoeksprotocol getoetst door de METC van het Academisch ziekenhuis Maastricht/ universiteit Maastricht. Het motiveren en verantwoorden naar de METC om ook wilsonbekwame verpleeghuisbewoners te betrekken in het onderzoek heeft nogal wat tijd in beslag genomen. Eind december 2010 heeft de METC een positief besluit afgegeven ten aanzien van de start van het onderzoek. Vanaf januari 2011 is gestart met de dataverzameling zoals beschreven in de subsidie aanvraag . In de praktijk blijkt dat het protocol goed uitvoerbaar is en door de verpleeghuisbewoners (somatisch en psychogeriatrisch) niet als belastend wordt ervaren. Ten aanzien van onderzoeksvraag 1, het vaststellen van de prevalentie van hartfalen, heeft er een wijziging plaatsgevonden. In de subsidieaanvraag staat vermeld dat er een echocardiogram gemaakt zal worden bij verpleeghuisbewoners met een afwijkend ECG en/of een NT-pro BNP van > 400 pg/l. In samenwerking met de afdeling cardiologie van het MUMC+ is er echter voor gekozen om bij alle verpleeghuisbewoners die in het onderzoek geïncludeerd worden een echocardiogram te maken. ( binnen het vastgestelde budget; extra kosten worden door de universiteit Maastricht/ MUMC+ gedragen).
De enige tegenvaller betreft het aantal geïncludeerde verpleeghuisbewoners afgezet tegen de tijdsplanning. In de praktijk blijkt helaas dat er toch weinig bereidheid tot deelname is van de psychogeriatrische bewoners. De toestemming voor deelname wordt gevraagd aan de vertegenwoordigers. Veelal vinden vertegenwoordigers het lastig om de beslissing tot deelname voor iemand anders te moeten nemen.
Recent hebben we de strategie ter optimalisatie van de inclusie derhalve aangepast. We hopen nu door het betrekken van de eerstverantwoordelijken van zorg en de specialisten ouderengeneeskunde bij de benadering van contactpersonen en ook door het houden van extra informatieavonden in elke deelnemende verpleeghuislocatie het aantal inclusies te verhogen. Dit heeft tot nu toe geleid tot een toename van het aantal inclusies. (op 1 locatie een inclusie percentage van 40% en op andere locatie waar inclusie nog loopt nu reeds 25% afgezet tegen de 10-15% op de eerdere locaties). Ook zijn we gestart met het uitvoeren van het onderzoek in meerdere verpleeghuisorganisatie tegelijkertijd en niet opeenvolgend. Dit biedt eventueel de mogelijkheid om ook nog meer organisaties in het traject te betrekken.
Wel ziet het ernaar uit dat een te verwachtte inclusie van 500 verpleeghuisbewoners reëler is dan een inclusieaantal van 1000, ook al wordt alles in het werk gesteld om een hoger inclusieaantal te bereiken.