Mobiele menu

Preventing overtreatment of CIN2/3 lesions: the role of methylation markers in predicting (non-)regression

Voorkomen van overbehandeling bij baarmoederhalskanker

Vraagstuk

Het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker is erop gericht om preventief voorloperstadia van baarmoederhalskanker (CIN2/3) aan te tonen en te behandelen. Echter, een groot deel van deze voorloperstadia geneest spontaan (regressie). Momenteel worden alle voorstadia behandeld, wat leidt tot overbehandeling.

Onderzoek

In dit onderzoek is onderzocht of de QIAsure methyleringstest kan voorspellen welke CIN2/3 afwijkingen spontaan in regressie gaan. In totaal hebben 114 vrouwen deelgenomen. De standaardbehandeling van CIN2/3, chirurgische excisie, werd vervangen door een afwachtend beleid.

Uitkomst

CIN2/3 afwijkingen met een negatieve methyleringstest bleken veel vaker in regressie te gaan (74.7%) vergeleken met CIN2/3 afwijkingen met een positieve methyleringstest (51.4%). Het regressiepercentage was het hoogst (88.4%) onder vrouwen met milde cytologische afwijkingen in het uitstrijkje en een negatieve methyleringstest. Samenvattend, vrouwen met een negatieve methyleringstest tonen veel spontane regressie. Indien zij ook milde cytologische afwijkingen op het uitstrijkje hebben kan een afwachtend beleid van tenminste 2 jaar gevoerd worden.

Producten

Titel: PREVENTING OVERTREATMENT OF CIN2/3 LESIONS: THE ROLE OF METHYLATION MARKERS IN PREDICTING (NON-)REGRESSION.
Auteur: Stèfanie Dick, Wieke W. Kremer, D.A.M. Heideman, R.D.M. Steenbergen, M.C.G. Bleeker, H.R. Verhoeve, M. van Baal, G.G. Kenter, C.J.L.M. Meijer, J. Berkhof
Titel: Preventing overtreatment of CIN2/3 lesions: the role of methylation markers in predicting (non-)regression ?Results of the CONCERVE study
Auteur: S. Dick, W.W. Kremer, D.A.M. Heideman, R.D.M. Steenbergen, M.C.G. Bleeker, H.R. Verhoeve, M. van Baal, C.J.L.M. Meijer, G.G. Kenter, J. Berkhof
Titel: USE OF METHYLATION MARKERS AS GUIDANCE FOR CIN2/3 MANAGEMENT
Auteur: S. Dick, CONCERVE study team
Titel: Role of FAM19A4/miR124-2 methylation analysis in predicting regression or nonregression of CIN2/3 lesions: a protocol of an observational longitudinal cohort study
Auteur: Wieke W Kremer, Johannes Berkhof, Maaike CG Bleeker, Daniëlle AM Heideman, Nienke E van Trommel, Marchien W van Baal, Harold R Verhoeve, Chris JLM Meijer, Gemma G Kenter
Magazine: BMJ Open
Titel: Clinical Regression of High-Grade Cervical Intraepithelial Neoplasia Is Associated With Absence of FAM19A4/miR124-2 DNA Methylation (CONCERVE Study)
Auteur: Wieke W. Kremer, Stefanie Dick, Danielle A.M. Heideman, Renske D.M. Steenbergen, Maaike C.G. Bleeker,Harold R. Verhoeve, W. Marchien van Baal, Nienke van Trommel, Gemma G. Kenter, Chris J.L.M. Meijer, Johannes Berkhof
Magazine: Journal of Clinical Oncology

Verslagen


Eindverslag

Een infectie met het humaan papillomavirus (HPV) kan baarmoederhalskanker veroorzaken. HPV is seksueel overdraagbaar en komt veel voor. De meeste HPV-infecties genezen spontaan en veroorzaken geen kanker. Wanneer een HPV-infectie voor langere tijd blijft bestaan, kunnen er afwijkingen van de baarmoederhals ontstaan, zogenoemde voorloperstadia van baarmoederhalskanker (cervicale intraepitheliale neoplasie graad 1 tot 3, CIN1/2/3). Het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker is er vooral op gericht de voorloperstadia CIN 2 en 3 op te sporen en te behandelen ter voorkoming van baarmoederhalskanker. Echter, een groot deel van deze voorloperstadia geneest spontaan (regressie). Op dit moment kan er geen onderscheid gemaakt worden tussen CIN2/3 afwijkingen met een laag korte termijn risico op progressie tot kanker, waarbij directe behandeling niet noodzakelijk is, en CIN2/3 afwijkingen met een hoog risico op progressie tot kanker, die directe behandeling behoeven. Om deze reden worden vrijwel alle CIN2/3 afwijkingen behandeld. Behandeling kan echter nadelig zijn, omdat dit een verhoogd risico geeft op vroeggeboorte bij toekomstige zwangerschappen. Recente studies hebben aangetoond dat DNA methyleringsmarkers CIN2/3 afwijkingen kunnen opsporen met een verhoogd risico op progressie tot baarmoederhalskanker. In dit onderzoek is gekeken of de FAM19A4/miR124-2 methyleringstest (QIAsure) onderscheid kan maken tussen regressieve en niet-regressieve CIN2/3 afwijkingen, waarmee in de toekomst overbehandeling van deze afwijkingen zou kunnen worden voorkomen. In dit onderzoek is de standaardbehandeling van CIN2/3 afwijkingen, chirurgische excisie, vervangen door een afwachtend beleid bestaande uit intensieve monitoring gedurende twee jaar. Elke zes maanden heeft er controle plaatsgevonden, waarbij een vaginale zelfafnameset (Evalyn brush) is gebruikt, een uitstrijkje is afgenomen en een colposcopisch onderzoek door de gynaecoloog is uitgevoerd. Op de zelfafnameset en het uitstrijkje is de QIAsure methyleringstest uitgevoerd. De hypothese is dat vrouwen met een negatieve methyleringstest een grotere kans hebben op spontane genezing (regressie) vergeleken met vrouwen met een positieve methyleringstest.
Een infectie met het humaan papillomavirus (HPV) kan baarmoederhalskanker veroorzaken. HPV is seksueel overdraagbaar en komt veel voor. De meeste HPV-infecties genezen spontaan en veroorzaken geen kanker. Wanneer een HPV-infectie langere tijd blijft bestaan, kunnen er afwijkingen van de baarmoederhals ontstaan, zogenoemde voorloperstadia van baarmoederhalskanker (cervicale intraepitheliale neoplasie graad 2 en 3, CIN2/3). Het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker is erop gericht deze voorloperstadia op te sporen en te behandelen ter voorkoming van baarmoederhalskanker. Echter ook een groot deel van deze voorloperstadia, vooral die gevonden bij jonge vrouwen, geneest spontaan, wat in de praktijk resulteert in veel overbehandeling. Op dit moment kan er geen onderscheid gemaakt worden tussen CIN2/3 afwijkingen met een laag korte termijn risico op progressie tot kanker, waarbij directe behandeling niet noodzakelijk is, en CIN2/3 afwijkingen met een hoog progressie risico, die directe behandeling behoeven. Om deze reden worden vrijwel alle CIN2/3 afwijkingen behandeld. Deze overbehandeling is problematisch vanwege het verhoogde risico op vroeggeboorte bij eventuele toekomstige zwangerschappen dat deze behandeling tot gevolg heeft. Recentelijk is aangetoond dat DNA methyleringsmarkers bijzonder gevoelig zijn voor het opsporen van CIN2/3 afwijkingen die veroorzaakt zijn door een langdurige HPV-infectie en daarmee een hoger risico hebben op progressie tot kanker. In dit onderzoek wordt gekeken of deze DNA methyleringsmarkers onderscheid kunnen maken tussen regressieve en niet-regressieve CIN2/3 afwijkingen, waarmee in de toekomst overbehandeling van deze afwijkingen zou kunnen worden voorkomen. In dit onderzoek wordt de standaardbehandeling van CIN2/3 afwijkingen (chirurgische excisie) vervangen door een expectatief beleid bestaande uit intensieve monitoring gedurende twee jaar. Elke zes maanden vindt er controle plaats waarbij er een vaginale zelfafnameset (Evalyn brush) wordt gebruikt, een uitstrijkje wordt afgenomen en een colposcopisch onderzoek door de gynaecoloog wordt verricht. Op het afgenomen celmateriaal wordt een DNA methyleringstest gedaan. Onze hypothese is dat vrouwen met een negatieve methyleringstest een grotere kans hebben op spontane genezing vergeleken met de vrouwen met een positieve methyleringstest. Indien de resultaten van dit onderzoek deze hypothese ondersteunen, dan zal dit leiden tot aanbevelingen voor het behandelprotocol voor CIN2/3 afwijkingen binnen het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Hierbij kan de methyleringstest ingezet worden voor het maken van een individueel risicoprofiel voor het ontwikkelen van baarmoederhalskanker, zodat alleen de vrouwen met een hoog korte termijn risico op progressie tot baarmoederhalskanker worden behandeld en overbehandeling wordt geminimaliseerd. Het grote voordeel van deze benadering is de mogelijke toekomstige toepassing in de zelftest als onderdeel van de screening.

Kenmerken

Projectnummer:
531002010
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2016
2021
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. G.G. Kenter
Verantwoordelijke organisatie:
Amsterdam UMC - locatie VUmc