Mobiele menu

Samen goed voorbereid om behandelwensen en -grenzen bespreekbaar te maken.

Spreken over behandelwensen én behandelgrenzen wordt lastig gevonden en vaak vermeden. Het gevolg hiervan is dat patiënten vaak te laat, op het verkeerde moment, door de verkeerde persoon over dit moeilijke en emotionele onderwerp worden voorgelicht. Hierdoor ontstaat stress, onbegrip en worden soms behandelingen gestart die iemand eigenlijk niet meer gewild zou hebben.

Doel

Doel van deze studie was om dit onderwerp beter bespreekbaar te maken in de rustige setting op de polikliniek. Als het een normaler onderdeel van een behandeltraject word, zal het minder vaak nodig zijn patiënten compleet te overvallen met deze vraag. Hierdoor kunnen patiënten een betere afweging maken over wat zij wenselijk en zinvol vinden.

Interventies

Om beter voorbereid te zijn op dit gesprek over behandelwensen en -grenzen, hebben patiënten voorafgaand aan het poliklinische consult een gesprekshulp gekregen. Deze gesprekshulp bevat informatie over waarom het zinvol is dit te bespreken, welke behandelgrenzen er zijn met achtergrondinformatie hierover en wie de uiteindelijke beslissing kan nemen. Artsen zijn getraind met een e-module met achtergrondinformatie en voorbeeld filmpjes. Daarnaast hebben artsen een gespreksvaardigheidstraining met simulatiepatiënten gehad.

Resultaten

In totaal hebben 11 artsen en 185 patiënten mee gedaan aan het onderzoek. Deze zijn over 4 groepen verdeeld: poliklinische afspraken waar zowel arts als patiënt niet extra is voorbereid (de controlegroep), waar één van beide de extra voorbereiding heeft gehad, en waar beide zijn voorbereid. Na de poliklinische afspraak heeft zowel de arts als de patiënt een vragenlijst gekregen.

Patiënten

Patiënten die de gesprekshulp hebben gekregen, beoordelen deze grotendeels als duidelijk en voldoende informatie bevattend. Vrijwel geen van de patiënten werd angstig, onzeker of verdrietig van de gesprekshulp, al zijn artsen vaak bang dat dit gebeurd. De tevredenheid van patiënten over het gesprek (als geheel) veranderde niet. Mogelijk komt dit doordat patiënten in de controlegroep al een zeer hoog tevredenheidscijfer gaven, namelijk een 8.5, waardoor het lastig is dit nog verder omhoog te brengen.

Artsen

Uit de vragenlijst van de artsen blijkt dat artsen zich na de training beter voorbereid voelden om behandelwensen en -grenzen te bespreken en duidelijke te maken dat de patiënt ‘kapitein op het schip’ is. Hun tevredenheid over het gesprek (als geheel) veranderde niet.

Conversatieanalyse

Naast de vragenlijsten zijn video-opnames gemaakt van de gesprekken op de polikliniek. In totaal zijn er 151 video-opnames gemaakt. Deze videogesprekken worden kwalitatief, door middel van ‘conversatieanalyse’, onderzocht. Conversatieanalyse is de fijne analyse van spraak zoals deze plaatsvindt in natuurlijke situaties. De spraak wordt opgenomen en woord voor woord genoteerd zodat gedetailleerde analyses kunnen worden uitgevoerd. Dit kan verdere inzichten geven in hoe het gesprek over behandelwensen en -grenzen gevoerd wordt, wat in vervolgtrainingen gebruikt kan worden. Aangezien dit proces zeer tijdrovend is, is dit deel van het onderzoek nog niet afgerond. Eerste resultaten laten zien dat als de patiënt niet geïnformeerd is, de arts zich moet verantwoorden bij introductie van het onderwerp en veel tijd kwijt is om inhoudelijke toelichting te geven. Aan de andere kant zien we dat als de arts niet getraind is, het voor de patiënt moeizaam is om het onderwerp aan te snijden. Na een goede voorbereiding van arts en patiënt is het veelal de arts die initieert, maar leidt dit vervolgens tot een zinvol gesprek tussen beiden.

Conclusie

Er is geen verschil in patiënttevredenheid na invoering van de interventies. Als artsen getraind zijn, voelen zij zich beter voorbereid op het gesprek over behandelwensen en -grenzen. Eerste analyses van videobeelden lijken wel een kwalitatieve verbetering van het gesprek te laten zien, al zijn deze nog niet afgerond.

Verslagen


Eindverslag

Samen goed voorbereid om behandelwensen en -grenzen bespreekbaar te maken.

Doel van de studie
Spreken over behandelwensen én behandelgrenzen wordt lastig gevonden en vaak vermeden. Het gevolg hiervan is dat patiënten vaak te laat, op het verkeerde moment, door de verkeerde persoon over dit moeilijke en emotionele onderwerp worden voorgelicht. Hierdoor ontstaat stress, onbegrip en worden soms behandelingen gestart die iemand eigenlijk niet meer gewild zou hebben. Doel van deze studie was om dit onderwerp beter bespreekbaar te maken in de rustige setting op de polikliniek. Als het een normaler onderdeel van een behandeltraject word, zal het minder vaak nodig zijn patiënten compleet te overvallen met deze vraag. Hierdoor kunnen patiënten een betere afweging maken over wat zij wenselijk en zinvol vinden.

Interventies
Om beter voorbereid te zijn op dit gesprek over behandelwensen en –grenzen, hebben patiënten voorafgaand aan het poliklinische consult een gesprekshulp gekregen. Deze gesprekshulp bevat informatie over waarom het zinvol is dit te bespreken, welke behandelgrenzen er zijn met achtergrondinformatie hierover en wie de uiteindelijke beslissing kan nemen.
Artsen zijn getraind met een e-module met achtergrondinformatie en voorbeeld filmpjes. Daarnaast hebben artsen een gespreksvaardigheidstraining met simulatiepatiënten gehad.

Resultaten
In totaal hebben 11 artsen en 185 patiënten mee gedaan aan het onderzoek. Deze zijn over 4 groepen verdeeld: poliklinische afspraken waar zowel arts als patiënt niet extra is voorbereid (de controlegroep), waar één van beide de extra voorbereiding heeft gehad, en waar beide zijn voorbereid. Na de poliklinische afspraak heeft zowel de arts als de patiënt een vragenlijst gekregen.

Patiënten die de gesprekshulp hebben gekregen, beoordelen deze grotendeels als duidelijk en voldoende informatie bevattend. Vrijwel geen van de patiënten werd angstig, onzeker of verdrietig van de gesprekshulp, al zijn artsen vaak bang dat dit gebeurd. De tevredenheid van patiënten over het gesprek (als geheel) veranderde niet. Mogelijk komt dit doordat patiënten in de controlegroep al een zeer hoog tevredenheidscijfer gaven, namelijk een 8.5, waardoor het lastig is dit nog verder omhoog te brengen.

Uit de vragenlijst van de artsen blijkt dat artsen zich na de training beter voorbereid voelden om behandelwensen en –grenzen te bespreken en duidelijk te maken dat de patiënt ‘kapitein op het schip’ is. Hun tevredenheid over het gesprek (als geheel) veranderde niet.

Naast de vragenlijsten zijn video-opnames gemaakt van de gesprekken op de polikliniek. In totaal zijn er 151 video-opnames gemaakt. Deze videogesprekken worden kwalitatief, door middel van ‘conversatieanalyse’, onderzocht. Conversatieanalyse is de fijne analyse van spraak zoals deze plaatsvindt in natuurlijke situaties. De spraak wordt opgenomen en woord voor woord genoteerd zodat gedetailleerde analyses kunnen worden uitgevoerd. Dit kan verdere inzichten geven in hoe het gesprek over behandelwensen en –grenzen gevoerd word, wat in vervolgtrainingen gebruikt kan worden. Aangezien dit proces zeer tijdrovend is, is dit deel van het onderzoek nog niet afgerond. Eerste resultaten laten zien dat als de patiënt niet geïnformeerd is, de arts zich moet verantwoorden bij introductie van het onderwerp en veel tijd kwijt is om inhoudelijke toelichting te geven. Aan de andere kant zien we dat als de arts niet getraind is, het voor de patiënt moeizaam is om het onderwerp aan te snijden. Na een goede voorbereiding van arts en patiënt is het veelal de arts die initieert, maar leidt dit vervolgens tot een zinvol gesprek tussen beiden.

Conclusie
Er is geen verschil in patiënttevredenheid na invoering van de interventies. Als artsen getraind zijn, voelen zij zich beter voorbereid op het gesprek over behandelwensen en –grenzen. Eerste analyses van videobeelden lijken wel een kwalitatieve verbetering van het gesprek te laten zien, al zijn deze nog niet afgerond

Door de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) zijn, om kwaliteit en doelmatigheid van zorg te verbeteren, 10 verstandige keuzes bij de interne geneeskunde gepubliceerd,. De tiende verstandige keuze is het bespreken van behandelbeperkingen bij het bespreken van de behandeling met de patiënt. Artsen vinden dit vaak lastig, en er bestaat veel verschil in hoe dit aangepakt wordt. Dit komt het goed informeren van patiënten niet ten goede. Het is belangrijk om dit gesprek tijdig te voeren, zodat patiënten niet voor het eerst in acute en mogelijk emotionele momenten met deze keuzemogelijkheden worden geconfronteerd. Door dit gesprek op de polikliniek al te starten zal er op acute momenten makkelijker op voort kunnen worden geborduurd. Daarnaast is het van belang dat de patiënt voldoende informatie krijgt. De gedachte is dat een goede voorbereiding van zowel arts als patiënt, door middel van respectievelijk een training en een digitale gesprekshulp, kan helpen bij het frequenter en laagdrempeliger bespreken van behandelwensen. Binnen het onderzoek ‘Samen goed voorbereid om behandelwensen- en grenzen bespreekbaar te maken’ worden kwantitatief onderzoek (middels vragenlijsten) en kwalitatief onderzoek (middels video-opnames) gecombineerd om het effect van de gesprekshulp en de training op het gesprek over behandelbeperkingen te onderzoeken. Een primair eindpunt hierbij is de patiënttevredenheid. Patiënten worden gerandomiseerd, waarbij de interventiegroep de betreffende gesprekshulp krijgt toegestuurd. Alle artsen doen halverwege mee aan de communicatietraining. Zo kunnen de gesprekken van verschillende combinaties van artsen en patiënten met en zonder voorbereiding worden onderzocht. Daarnaast wordt er ook gekeken naar verschillen in communicatiestijl tussen mannen en vrouwen. Momenteel is de inclusie van artsen van start gegaan en worden de eerste patiënten geselecteerd aan de hand van de inclusie criteria. Binnen enkele weken zullen de video-opnames van start gaan op de polikliniek en achteraf zullen de vragenlijsten worden ingevuld. De verwachting is dat de totale inclusie van (232) patiënten zo’n 6-9 maanden in beslag neemt.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
516000504
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2018
2020
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. H.A.H. Kaasjager
Verantwoordelijke organisatie:
Universitair Medisch Centrum Utrecht