Thuis in de gemeente: aanbevelingen voor participatie voor en door mensen met een verstandelijke beperking

Projectomschrijving

Participatie staat voor meedoen in de samenleving en is belangrijk voor de individuele kwaliteit van bestaan. Participatie is ook het cement van de samenleving. De woon- en leefomgeving beïnvloedt de mogelijkheden van mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking (VB) om mee te doen. Dit project onderzoekt de verschillen in participatie tussen gemeenten. En bekijkt hoe participatie in de woonomgeving bevorderd kan worden door bevorderende en belemmerende factoren voor participatie in relatie tot de leefomgeving in kaart te brengen en door mensen met een VB nauw te betrekken.

Het onderzoek wil bijdragen aan een vraaggestuurd gemeentebeleid door tips te geven die aansluiten bij de participatiebehoeften en ervaringen van mensen met een VB. Ook professionals in de zorg krijgen tips. Daarbij wil het project bijdragen aan de bestaande kennis over participatie door onder andere beleidsmakers en professionals, wetenschappers en belangenverenigingen inzicht te geven in de verschillen in participatie van mensen met een VB tussen gemeenten.

Verslagen

Eindverslag

Meedoen of participatie staat voor wonen, werken, recreëren en sociale contacten met anderen in de samenleving. Bijna iedereen wil wel meedoen en erbij horen. Toch doen mensen met een verstandelijke beperking minder mee dan zij meestal zouden willen.
Met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben gemeenten een nieuwe rol en verantwoordelijkheid gekregen: zij hebben de taak ondersteuning te bieden aan alle burgers die problemen hebben met participeren. Maar gemeenten weten niet wat mensen met een beperking nodig hebben om mee te kunnen doen. Ook voor professionals in de zorg is het vaak niet duidelijk hoe zij de participatie van mensen met een beperking kunnen vergemakkelijken.
In dit project onderzochten we met behulp van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden hoe mensen met een beperking, hun begeleiders en gemeenteambtenaren (wethouders en beleidsmakers) aankijken tegen de participatie van mensen met een beperking. Hoe maken zij meer participatie mogelijk, welke factoren hebben een positieve invloed, wat werkt er goed en wat niet? Mensen met een verstandelijke beperking hadden een belangrijke rol in het onderzoek: zij hebben elkaar geinterviewd over hoe zij meedoen in de samenleving.
De resultaten van het onderzoek zijn samengevat in een wetenschappelijk artikel en in 10 handreikingen met praktische tips voor gemeenten en professionele begeleiders over hoe zij mensen met een verstandelijke beperking kunnen ondersteunen in hun participatie. Momenteel wordt er ook voor mensen met een verstandelijke beperking een handreiking geschreven, waarin de tips en ervaringen uit de interviews worden verwerkt.

Waarom dit onderzoek?
Participatie staat voor meedoen: wonen, werken, recreëren en sociale contacten met anderen in de samenleving. Participatie is belangrijk voor de individuele kwaliteit van bestaan, maar is ook het cement van de samenleving.
Mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking (VB) wonen vaker in woonwijken in plaats van op
instellingsterrein. Toch doen zij minder mee dan mensen met een lichamelijke beperking of mensen zonder een beperking. Zij hebben bijvoorbeeld minder vrienden en ondernemen minder vaak activiteiten in hun vrije tijd.
De woon- en leefomgeving is van invloed op de mogelijkheden van mensen met een VB om mee te doen. Gemeenten hebben met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een nieuwe rol in de ondersteuning van de participatie van mensen met een VB, maar weten niet wat mensen met een VB in hun gemeente nodig hebben om te kunnen participeren. Ook professionals in de zorg hebben invloed op de mogelijkheden voor participatie van mensen met een VB en met de Wmo een nieuwe rol. Zij moeten nadenken over hoe zij de participatie van mensen met een VB kunnen ondersteunen, contacten in de buurt of woonwijk kunnen faciliteren en kunnen samenwerken met andere partijen om dit te bewerkstelligen. Dit onderzoek draagt ertoe bij dat gemeenten en professionals ondersteund worden bij het vormgeven van hun nieuwe rollen.
Mensen met een VB zijn nauw betrokken bij het onderzoek. Zij komen aan het woord over hun participatie en zijn betrokken bij de uitvoering van het onderzoek.

Hoe gaat het onderzoek in zijn werk?
In 2010 hebben we vraaggesprekken gevoerd met ruim 500 mensen met een VB over hun participatie. Deze informatie
hebben we gebruikt om te onderzoeken of er verschillen zijn tussen gemeenten in de participatie van mensen met een VB. Daarbij is gekeken naar: hoe vaak mensen ergens naar toe gaan, gebruik maken van buurtvoorzieningen, vrienden ontmoeten en hoe zij hun vrije tijd besteden. We hebben onderzocht in hoeverre verschillen tussen mensen met een VB te maken hebben met verschillen tussen gemeenten en/of met kenmerken van de betrokkenen zelf. Het resultaat van deze analyse is een overzicht van gemeenten waar mensen met een verstandelijke beperking meer en minder participeren op één of meerdere gekozen participatiedomeinen.

In juni 2011 zijn we gestart met nieuwe vraaggesprekken met mensen met een VB in zes gemeenten waar zij veel of juist weinig (kunnen) meedoen. De keuze voor deze gemeenten kwam tot stand op basis van de eerder analyse. Met behulp van deze interviews willen we een beter inzicht krijgen in waarom mensen in de ene gemeente meer meedoen dan in een andere gemeente. Voor de interviews maken we gebruik van een in Amerika ontwikkelde methode: "Zeg het ons!" Deze methode houdt in dat mensen met een VB meedenken over de vragen die we stellen en de gesprekken voeren met andere mensen met een VB. De vragen gaan over betrokkenheid en verbondenheid met de woonwijk en gemeente: bijvoorbeeld, wat doen mensen met een VB voor hun buurt, waar zijn zij goed in, wat zouden ze graag willen doen, en wat hebben zij nodig? De interviewers met een VB hebben een training gehad ter voorbereiding op de interviews. We spreken ook met professionals/begeleiders in de zorg voor mensen met een VB en met beleidsmedewerkers Wmo van gemeenten waarin mensen met een VB veel of juist weinig participeren. Van de professionals willen we weten wat zij nodig hebben om mensen met een VB beter te kunnen ondersteunen en wat hun visie op participatie en hun taak hierbij is. We leggen daarna de beleidsmedewerkers de ervaringen van de mensen met een VB en de professionals voor en vragen wat zij doen om de participatie van mensen met een VB te bevorderen en wat zij nodig hebben om hierin te slagen.

Wat levert het op?
Het onderzoek levert nieuwe informatie op over wat mensen met een VB nodig hebben om mee te kunnen doen in hun gemeente of woonwijk en informatie over wat mensen met een VB wel en niet helpt om mee

Samenvatting van de aanvraag

Waarom dit onderzoek? Participatie staat voor meedoen: wonen, werken, recreëren en sociale contacten met anderen in de samenleving. Participatie is belangrijk voor de individuele kwaliteit van bestaan, maar is ook het cement van de samenleving. Mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking (VB) wonen steeds vaker in woonwijken in plaats van op instellingsterrein. Toch doen zij minder mee dan mensen met een lichamelijke beperking of mensen zonder een beperking. Zij hebben bijvoorbeeld minder vaak sociale contacten en zijn minder vaak lid van een vereniging. In 2008 gingen zij zelfs minder vaak ergens naar toe dan in 2006. De woon- en leefomgeving is van invloed op de mogelijkheden van mensen met een VB om mee te doen. Gemeenten hebben met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een nieuwe rol in de ondersteuning van de participatie van mensen met een VB, maar weten niet wat mensen met een VB in hun gemeente nodig hebben om te kunnen participeren. Ook professionals in de zorg hebben invloed op de mogelijkheden voor participatie van mensen met een VB en met de Wmo een nieuwe rol. Dit onderzoek draagt ertoe bij dat gemeenten en professionals ondersteund worden bij het vormgeven van hun nieuwe rollen. Wat onderzoeken we en wat is nieuw? Dit onderzoek gaat over verschillen in de participatie van mensen met een lichte of matige VB tussen gemeenten en over hoe de participatie in hun woonomgeving bevorderd kan worden. Het onderzoek heeft 2 hoofddoelen. Ten eerste willen we met dit onderzoek bijdragen aan een vraaggestuurd gemeentebeleid door gemeenten concrete tips te bieden die aansluiten bij de participatiebehoeften en ervaringen van mensen met een VB. Ook professionals in de zorg bieden we tips om de participatie van mensen met een VB te vergemakkelijken. We laten gemeenten en professionals zien wat werkt in welk type gemeente en leefomgeving. Een tweede doel is bij te dragen aan de bestaande kennis over participatie: beleidsmakers in gemeenten en de zorg, professionals in de zorg, wetenschappers en belangenverenigingen inzicht geven in hoe het komt dat er verschillen zijn in de participatie van mensen met een VB tussen gemeenten. Bestaand onderzoek zoekt vaak naar verschillen tussen individuen om verschillen in participatie te verklaren, zonder daarbij rekening te houden met de woon- en leefomgeving waarin mensen handelen. Ook is er nauwelijks onderzoek naar hoe mensen met een VB zelf tegen hun participatie aankijken. Vernieuwend aan dit onderzoek is dat we bevorderende en belemmerende factoren voor participatie onderzoeken in relatie tot de leefomgeving en mensen met een VB zijn nauw betrokken bij het onderzoek. Zij komen aan het woord over hun participatie, en geven mede vorm aan de opzet en uitvoering van het onderzoek. Hoe gaat het onderzoek in zijn werk? In 2008 hebben we vraaggesprekken gevoerd met ruim 500 mensen met een VB over hun participatie. Deze informatie gebruiken we om te onderzoeken of er verschillen zijn tussen gemeenten in de participatie van mensen met een VB. Daarbij wordt gekeken naar: hoe vaak men ergens naar toe gaat, gebruik maakt van buurtvoorzieningen, sociale contacten, welke vrijetijdsbesteding men heeft en of men gebruik maakt van het openbaar vervoer. We onderzoeken in hoeverre verschillen in participatie te maken hebben met verschillen tussen gemeenten, met kenmerken van de betrokkenen zelf, of met een wisselwerking tussen beiden. Daarna houden we opnieuw vraaggesprekken met mensen met een VB in gemeenten waar zij veel of juist weinig participeren. We vragen hen hoe zij hun betrokkenheid en verbondenheid met de samenleving zien: hoe participeren zij, wat gaat goed, waar lopen ze tegenaan, en wat hebben zij nodig? Zo krijgen we meer concreet zicht op waarom mensen in de ene gemeente meer participeren dan in een andere. De vraaggesprekken met de mensen met een VB worden gedaan door mensen die zelf een VB hebben. We spreken ook met professionals in de zorg en met beleidsmedewerkers van gemeenten waarin mensen met een VB veel of juist weinig participeren. We leggen de beleidsmedewerkers de ervaringen van de mensen met een VB en de professionals voor en vragen wat zij doen om de participatie van mensen met een VB te bevorderen en wat zij nodig hebben om hierin te slagen. Wat levert het op? Het onderzoek levert nieuwe informatie op over wat mensen met een VB nodig hebben om mee te kunnen doen in verschillende woonomgevingen en informatie over wat mensen met een VB wel en niet helpt om mee te kunnen doen. De resultaten van het onderzoek worden samengevat in een handreiking met praktische tips voor gemeenten en professionals in de zorg, zodat zij mensen met een VB kunnen ondersteunen bij hun participatie en kwaliteit van bestaan. Daarnaast wordt een artikel geschreven voor een wetenschappelijk tijdschrift en zullen de resultaten breed en gericht verspreid worden, o.a. via kennisportals op internet, brancheverenigingen, kenniscentra en symposia.

Kenmerken
Projectnummer:
416020003
Looptijd:
2010
2013
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. M. Cardol
Verantwoordelijke organisatie:
NIVEL